Waddengebied: natuurbescherming, natuurbeheer en ruimtelijke inrichting

Delen van het natuurbeleid en het beleid voor de ruimtelijke inrichting van Nederland zijn de afgelopen jaren gedecentraliseerd. De gedachte daarachter was dat dergelijk beleid op lokaal niveau beter kan worden georganiseerd en uitgevoerd. Klopt dat ook? Wij hebben dit onderzocht, toegespitst op het Waddengebied.

Conclusies

De recente decentralisatie van het natuurbeleid en van de geld­stromen bestemd voor verbetering van de ecologie en de econo­mie van het Waddengebied, heeft nog niet geleid tot een gestroom­lijnd beheer in het gebied.

Natuur en landschap onder druk

Op papier wordt de natuur in het Waddengebied goed beschermd. Dit betekent niet dat de Waddennatuur in werkelijkheid ook in een goede toestand verkeert. Veel plant- en diersoorten zijn in veel minder groten getale in het gebied aanwezig dan in een natuurlijke situatie zonder menselijke activiteiten het geval zou zijn.
Sinds de jaren tachtig is de natuurkwaliteit wel gelijk gebleven. Daarmee is een deel van de hoofddoelstelling van het rijksbeleid voor het Waddengebied (duur­zame bescherming van het natuurgebied) bereikt. Ook de ontwikkeling van de Wadden als natuurgebied maakt echter deel uit van de hoofddoelstelling. Daarvan is sinds de jaren tachtig nog geen sprake.
Het behoud van het unieke open landschap van het Waddengebied, eveneens een rijksdoel, staat onder druk. De plaatsing van windturbines en de bouw van energiecentrales hebben de vrije horizon van de Waddenzee aangetast.

Bureaucratie voor initiatiefnemers

In vergelijking met andere beschermde natuurgebieden vinden in het Waddengebied veel menselijke activiteiten plaats. Voor deze activiteiten moet vaak een dik pakket vergunningen worden aangevraagd. Dit is een kostbaar proces waarvan de uitkomst lange tijd onzeker is. Aanvragers hebben namelijk te maken met verschil­lende bevoegde gezagen, die werken met uiteenlopende toetsingscriteria.

Veel beheerders

Het uitblijven van natuurontwikkeling in het Waddengebied en de belemme­ringen die initiatiefnemers ondervinden hebben te maken met één en hetzelfde probleem: dat er maar liefst dertien beheerders in het gebied zijn. Zij werken niet altijd goed samen. Als gevolg daarvan verlopen afstemming en uit­wisseling van informatie niet goed en wordt er niet doelmatig gewerkt.
Doordat er niet één natuurbeheerder voor het gebied is, wordt de uitvoering van het Waddenbeleid bovendien niet consequent en eenduidig gemonitord en geëvalueerd. In hoeverre de rijksdoelen voor het gebied dichterbij komen, wordt zodoende niet duidelijk.

Ondoelmatige inzet geld Waddenfonds

Het geld dat in de periode 2007-2011 in het Waddenfonds beschikbaar was, is niet ingezet in samenhang met het rijksbeleid voor het Waddengebied. Er is een scala van uiteen­lopende projecten gefinancierd. Slechts een klein deel van de miljoenen euro’s die in de periode 2007-2011 bestemd waren voor het Waddengebied, is direct ten goede gekomen aan de natuur. Met een gerichtere inzet van het geld had mogelijk meer kunnen worden bereikt. Het is van belang dat er een duidelijke aansluiting tot stand komt tussen de voor het Waddengebied beschikbare geldstromen enerzijds en de doelen van het Waddenbeleid ander­zijds.

Gebrek aan coördinatie en aansturing Waddenbeleid

De nieuwe bestuurlijke organisatie die na de recente gedeeltelijke decentralisatie van het natuurbeleid is doorgevoerd maakt niet duidelijk welke bestuurlijke laag (Rijk, provincie of gemeente) nu ‘echt’ over het Waddengebied gaat. Ook de problemen rond het beheer en de monitoring in het gebied zijn nog niet opgelost. Het is van belang dat het rijksbeleid voor het Waddengebied door de minister van Infrastructuur en Milieu (IenM) gerichter en eenduidiger wordt aangestuurd en gecoördineerd.

Aanbevelingen

Wij bevelen de ministers van IenM en van Economische Zaken (EZ) aan om ‘pas op de plaats’ te maken en stil te staan bij de vraag wat precies de resterende rijksambities voor het Wadden­gebied zijn en welke instru­menten vanuit het Rijk worden ingezet om deze ambities te bereiken.

De volgende stap is een eenvormiger inrichting van het beheer en de verant­woording daarover. Daarmee zal ook de monitoring van het beleid, die nu nog versnipperd en onvol­ledig gebeurt, kunnen verbeteren. Wij presenteren hiervoor in ons rapport vier mogelijke oplossingen, die met elkaar gemeen hebben dat één partij de regie voert over het natuurbeheer. Onze oplossingen variëren van centraal uitgevoerd beheer door een rijkspartij (bijvoorbeeld Rijkswaterstaat of Staatsbosbeheer) tot decentraal uitgevoerd beheer onder regie van de provincies. Wij hebben geen voorkeur voor één van de oplossingen. Ze zijn allemaal te realiseren zonder dat er veel hoeft te veranderen aan de huidige bestuurlijke constellatie.

Reactie minister van IenM

De minister van IenM wil samen met de staatssecretaris van EZ prioriteit geven aan het verbeteren van het beheer in het Waddengebied. De minister zal hiervoor begin 2014 een plan van aanpak presenteren.
Op de door ons gevraagde ‘pas op de plaats’ gaat de minister in haar reactie niet in. Wij herhalen in ons nawoord derhalve ons pleidooi om vóór 2015 de rijksambities en het beleidsinstrumentarium voor het gehele Waddengebied op te nemen in een overzicht met rijksambities.
Verder meldt de minister dat er diverse projecten ter verbetering van de Waddennatuur zijn gestart, waarvan de eerste resultaten positief zijn. Maar het uiteindelijke effect is volgens de minister pas op lange termijn vast te stellen. Wij vragen in ons nawoord de minister om de onderzoeks- en meetprogramma’s in het Waddengebied op elkaar af te stemmen en de resultaten openbaar te maken. Eenieder kan dan zelf vaststellen of de ingezette instrumenten echt leiden tot een verbetering van de natuur in het Waddengebied.