Resultaten verantwoordingsonderzoek 2015 bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Algemene Rekenkamer heeft onderzoek gedaan naar het Jaarverslag 2015 en de bedrijfsvoering van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).

Onze conclusies

Het bevorderen van het functioneren van de arbeidsmarkt is een van de taken van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). De minister vindt het belangrijk dat mensen die kunnen participeren op de arbeidsmarkt dat ook daadwerkelijk doen. Mensen die geen baan kunnen vinden hebben recht op bestaanszekerheid (sociaal vangnet).

Voor het goed functioneren van de arbeidsmarkt is de minister niet alleen afhankelijk van sociale partners, zelfstandige bestuursorganisaties en gemeenten, maar ook van economische ontwikkelingen die de werkgelegenheid beïnvloeden. Met de Participatiewet en door het inzetten van meer specifieke instrumenten wil de minister, samen met sociale partners, dit bevorderen. Een belangrijke maar niet eenvoudige taak.

Vanwege de verdeling van de taakuitvoering is het des te belangrijker dat duidelijk is wat de taken en bevoegdheden van de minister van SZW inhouden. De minister heeft in zijn brief aan de Tweede Kamer van 14 maart 2016 hieraan invulling gegeven wat de Participatiewet betreft. De minister legt in de brief uit hoe hij invulling geeft aan zijn verantwoordelijkheid voor het stelsel van de Participatiewet. Het is aan de Staten-Generaal om te duiden of hiermee duidelijk is waar de politieke aanspreekbaarheid van de minister ophoudt en die van het College van Burgemeester en Wethouders begint.

Het ware overigens goed geweest als de minister hierbij ook was ingegaan op zijn rol en bevoegdheden bij en verantwoordelijkheid voor de uitvoeringsorganisaties UWV en SVB en op hoe hij het toezicht van de Inspectie SZW ziet. De minister wil actief informatie verzamelen om te kunnen beoordelen hoe het systeem van de Participatiewet werkt en hierover de Tweede Kamer jaarlijks informeren. Het is daarom van belang dat de minister ook informatie verzamelt die inzicht biedt in de resultaten van specifieke instrumenten die hij inzet op het gebied van arbeidsmarkt en werkgelegenheid. Uit ons onderzoek blijkt dat dit in 2015 nog niet voor alle door hem ingezette regelingen het geval is. Voorbeelden hiervan zijn de regelingen voor oudere werklozen. Ook had hij nog geen goed zicht op de prestaties van het UWV, dat een cruciale rol vervult in de uitvoering van het SZW-beleid. Verder waren er aanloopproblemen bij het creëren van extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking: een beleidsambitie met een lange traditie waarbij onzes inziens decomplicering nodig is om betere prestaties te verkrijgen.

Meer inzicht in aantal bereikte oudere werklozen en in financieel belang gewenst en mogelijk

De minister van SZW zet vanuit rijksniveau acht instrumenten in om oudere werklozen kansrijker te maken op de arbeidsmarkt. Het gaat om instrumenten die moeten bevorderen dat werkgevers werkloze ouderen in dienst nemen en die de arbeidsparticipatie van werkloze 50-plussers beogen te stimuleren.

Wij hebben vastgesteld dat van de helft van de instrumenten niet bekend is hoeveel oudere werklozen ervan gebruikmaken. Voor twee van de acht instrumenten geldt dat de minister ook niet weet hoeveel geld ermee is gemoeid.

Eén van de instrumenten waarvan zowel het aantal gebruikers als de uitgaven onbekend zijn is de mobiliteitsbonus/premiekorting. Dit instrument houdt in dat een werkgever minder premies voor werknemersverzekeringen hoeft te betalen als hij een oudere werkloze aanneemt. Voor de proefplaatsing, waarmee oudere werknemers twee maanden met behoud van uitkering kunnen werken, is onderzoek gedaan naar de mate waarin zij dankzij dit instrument weer aan het werk komen. De proefplaatsing blijkt effectief te zijn. Voor de overige instrumenten ontbreekt dergelijk onderzoek.

Wij bevelen de minister van SZW onder meer aan om vast te leggen hoe voor elk beleidsinstrument zal worden gemeten hoeveel ouderen worden bereikt en welke uitgaven hiermee zijn gemoeid, zodat hierin structureel inzicht ontstaat.

Onvoldoende aandacht voor gevolgen bezuiniging UWV

Door de dienstverlening aan werkzoekenden te digitaliseren heeft het UWV sinds 2012 structureel € 143 miljoen bespaard. Wij stellen vast dat vooraf niet is onderzocht wat dit voor gevolgen zou kunnen hebben voor de werkzoekenden en voor de effectiviteit van de dienstverlening in de vorm van uitstroom naar werk. In de praktijk bleek de digitale dienstverlening niet goed te werken. Om die reden krijgt het UWV sinds 2013 extra geld om de persoonlijke dienstverlening aan werkzoekenden toch weer uit te breiden. Het gaat in de jaren 2013 tot en met 2017 om gemiddeld € 20 miljoen per jaar.

De minister van SZW heeft op 29 januari 2016 de Algemene Rekenkamer verzocht een door de Tweede Kamer gevraagd onderzoek uit te voeren naar de verhouding tussen de doelen van het UWV en de middelen en mensen die het daarvoor beschikbaar heeft. Wij hebben hiermee ingestemd. De publicatie van de resultaten is voorzien in december 2016.

Aanloopproblemen bij creëren extra banen voor arbeidsbeperkten

Per 1 januari 2015 is de Participatiewet ingevoerd, met als doel meer mensen aan de slag te krijgen. Om ervoor te zorgen dat ook mensen met een arbeidsbeperking (‘arbeidsbeperkten’) een baan vinden op de reguliere arbeidsmarkt is per 1 mei 2015 de ‘Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten’ ingevoerd. Deze wet (gebaseerd op de zogenoemde ‘banenafspraak’ uit het sociaal akkoord van 2013 tussen kabinet en werkgevers) moet ervoor zorgen dat werkgevers in de marktsector en de overheidssector tot en met 2025 125.000 extra banen voor arbeidsbeperkten creëren. Stok achter de deur is dat, wanneer werkgevers hierin niet slagen, het creëren van deze banen verplicht kan worden gesteld door een quotumregeling voor werkgevers met 25 of meer werknemers.

De uitvoering van de wet door gemeenten, het UWV en werkgevers kent in de praktijk aanloopproblemen.

De wet bevat ingewikkelde en gedetailleerde regels, die voor onduidelijkheid zorgen. Het is voor veel werkgevers bijvoorbeeld niet duidelijk wie nu wel en niet onder de definitie van ‘arbeidsbeperkten’ vallen.

Het is volgens ons van belang dat de minister op korte termijn deze regeling vereenvoudigt,zodat de uitvoering efficiënter kan verlopen.

Minister van SZW actiever betrokken bij SVB: onvolkomenheid opgelost

Het functioneren van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), die tegenwoordig onder meer de verstrekking van persoonsgebonden budgetten (pgb’s) voor zorgverlening regelt, valt onder de verantwoordelijkheid van de minister van SZW (eigenaar).

Toen er in 2014 problemen speelden rond de uitbetaling van de pgb’s, hebben wij in ons verantwoordingsonderzoek geoordeeld dat de minister van SZW zijn ‘eigenaarsrol’ ten aanzien van de SVB niet goed vervulde. De minister heeft zich destijds vooraf geen goed beeld gevormd van de wijze waarop de SVB uitvoering kon geven aan de trekkingsrechten-pgb. Wij hebben de passieve opstelling van de minister van SZW ten tijde van het invoeringstraject als een onvolkomenheid aangemerkt. Dat invoeringstraject ligt achter ons en daarmee is de onvolkomenheid niet langer van toepassing. Voorts constateren wij dat de minister van SZW in 2015 actiever betrokken is bij de SVB. Dat laat onverlet dat er nog steeds problemen zijn bij de uitvoering van het trekkingsrecht pgb door de SVB, samen met gemeenten en zorgkantoren, en dat de minister van SZW verantwoordelijk blijft voor het goed functioneren van de SVB bij de uitvoering van de wettelijke taken.

In het rapport werken we bovenstaande conclusies wij verder uit:

  • Beleidsresultaten: hierin vindt u ons oordeel over de totstandkoming van de beleidsinformatie. Wij vermelden hier onze conclusies over ons onderzoek naar de re-integratie van oudere werklozen, naar de bezuinigingen bij het UWV, de uitvoering van de taakstelling door de SVB en naar de directe financiering kinderopvang.
  • Bedrijfsvoering: hierin geven wij een oordeel over de bedrijfsvoering van het ministerie en de totstandkoming van bedrijfsvoeringsinformatie in het jaarverslag. Wij geven hier oordelen over de informatiebeveiliging van het Ministerie van SZW en over de invulling van de eigenaarsrol ten aanzien van de SVB.
  • Financiële informatie: hierin geven we ons oordeel over de financiële informatie in het jaarverslag van het ministerie. Wij zijn van oordeel dat de financiële informatie rechtmatig en getrouw is met uitzondering van 1 tolerantieoverschrijding.
  • Reactie van de minister en nawoord Algemene Rekenkamer: hierin vatten wij de reactie samen die wij op 29 april 2016 ontvingen van de minister van SZW.