Resultaten verantwoordingsonderzoek 2016 bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

De Algemene Rekenkamer heeft onderzoek gedaan naar het Jaarverslag 2016 en de bedrijfsvoering van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Onze conclusies

De ontwikkelingen in het openbaar bestuur volgen elkaar in een hoog tempo op. Beleid wordt steeds vaker onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van meerdere ministers en bestuurslagen gemaakt en uitgevoerd. Dit geldt bij uitstek voor de recent gedecentraliseerde taken voor jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning en arbeidsparticipatie (decentralisaties sociaal domein). Bij die ontwikkeling biedt digitalisering zowel de overheid als burgers en bedrijven veel kansen. Om die kansen te realiseren is een sterke regie nodig zowel om de organisatie te optimaliseren, als om informatie eenduidig te stroomlijnen. Dat geldt ook voor de generieke digitale infrastructuur (GDI), waarmee burgers en bedrijven op een veilige en makkelijke manier in contact moeten kunnen komen met de overheid. De minister van BZK moet hiertoe niet alleen de voortgang bewaken en de samenwerking stimuleren maar ook op basis van duidelijke plannen actief de samenhang in het openbaar bestuur bevorderen.

Integrale aanpak sociaal domein vereist actievere rol van minister van BZK

De in 2015 gestarte decentralisaties sociaal domein zijn bedoeld om burgers zorg, hulp en ondersteuning te bieden op basis van 1 gezin, 1 plan en 1 regisseur (integrale dienstverlening). Uit ons onderzoek blijkt dat gemeenten in de praktijk behoefte hebben aan nieuwe of aangepaste wetgeving die integrale dienstverlening aan burgers beter mogelijk maakt. Zo is de recent ingevoerde maatregel om een verplicht aantal plekken voor beschut werk te realiseren voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt in strijd met de Financiële-verhoudingswet. Daarnaast maakt de maatregel het lastiger voor gemeenten om een eigen integrale afweging te maken over wat het beste is voor de burger. De minister van BZK is op basis van de Gemeentewet verantwoordelijk voor het bewaken en bevorderen van de integrale aanpak in het openbaar bestuur en moet zijn collega’s dan ook aanspreken, indien de organisatie haperingen of hiaten vertoont. We bevelen de minister van BZK aan zijn wettelijke verantwoordelijkheid voor het bewaken en bevorderen van de integrale aanpak in het openbaar bestuur actief in te vullen en waar nodig zijn collega’s aan te spreken, bijvoorbeeld bij de casus plekken voor beschut werk.

Daarnaast is de minister van BZK verantwoordelijk voor een toereikende verantwoordings- en informatievoorziening. Wij constateren dat ruim twee jaar na het invoeren van de decentralisaties gemeenteraden en Tweede Kamer nog geen goed inzicht hebben in de resultaten voor burgers en dat zij hierdoor hun onderscheiden democratische controle op de publieke uitgaven nog niet goed kunnen uitvoeren. Dat komt mede door het ontbreken van uniforme begrippen en definities voor de doelen van het sociaal domein en onduidelijke wetgeving. En ook door het ontbreken van meetgegevens, om het realiseren van deze doelen vast te kunnen stellen. Door dit gebrek aan inzicht in de vergelijkbaarheid van resultaten kunnen gemeenten onvoldoende van elkaar leren. Wij roepen de minister van BZK op om in 2017 uniforme begrippen, definities en meetgegevens te ontwikkelen, zodat vanaf 2018 op gemeentelijk niveau beter inzicht verkregen kan worden in de maatschappelijke resultaten van de decentralisaties in het sociaal domein.

Digitale eenheidsstaat vraagt om regie door de minister van BZK

Digitalisering biedt zowel de overheid als burgers en bedrijven veel kansen; betere zorg, beter onderbouwd beleid en een meer op het individu toegesneden dienstverlening. Daarnaast maakt de burger zich onder meer zorgen over de beveiliging van data, cybercrime en wordt informatiebeveiliging een steeds belangrijker thema. Het realiseren van de kansen en het afslaan van de bedreigingen vragen om een sterke regie van de overheid, op het gebied van afspraken over standaarden, toezicht, marktwerking, databeveiliging en -deling en de digitale infrastructuur.

De minister van BZK heeft de verantwoordelijkheid voor de digitale overheid, maar opereert in samenspraak met de ministers van Economisch Zaken (EZ) en Veiligheid en Justitie (VenJ), die verantwoordelijkheid dragen voor de digitale economie en digitale veiligheid. Zij moeten samen de digitale eenheidsstaat vorm geven. De studiegroep Informatiesamenleving constateert dat het ontbreekt aan een gezamenlijke, de gehele overheid omvattende strategische langetermijnvisie op de inzet van ICT voor beleidsontwikkeling, dienstverlening aan burgers en handhaving van wetten. Wij achten het logisch dat de minister van BZK hier het voortouw in neemt en samen met de ministers van EZ en VenJ gedragen visies en plannen ontwikkelt voor de komende kabinetsperiode.

Meer verband tussen innen, besteden en verantwoorden van het gemeentefonds

De uitkering van het Rijk aan gemeenten via het gemeentefonds was in 2016 € 28 miljard. Het aandeel van de inkomsten van gemeenten vanuit het gemeentefonds, ten opzichte van overige inkomsten, is van 2013 tot en met 2016 gestegen van 30% tot 48%. Dit komt vooral door de uitkering voor de decentralisatie van het sociaal domein, dat sinds 2015 door gemeenten wordt uitgevoerd.

De uitkering uit het gemeentefonds aan gemeenten vindt plaats op basis van verdeelmaatstaven. De uitkering uit het gemeentefonds is vrij besteedbaar. Gemeenten mogen daarom zelf bepalen aan welk doel zij het geld besteden en zij hoeven daarover geen verantwoording af te leggen aan het Rijk. De inning van het geld voor het gemeentefonds vindt plaats door het Rijk via de belastinginning. De minister van BZK legt samen met de minister van Financiën verantwoording af over het conform het verdeelmodel overmaken van het geld aan gemeenten. Burgemeester en wethouders leggen aan hun gemeenteraden verantwoording af over de daadwerkelijke besteding van het geld uit het gemeentefonds. Gemeenten hebben alleen geen invloed op de hoogte van hun bijdrage vanuit het gemeentefonds, evenmin op de totale omvang van het gemeentefonds. Dat is aan het parlement en het kabinet.

Omdat innen, besteden en verantwoorden van publiek geld nu verdeeld zijn over twee bestuurslagen, is het minder eenvoudig om de vraag te beantwoorden of de omvang van het gemeentefonds toereikend is in relatie tot het beleid waarvoor het geld bedoeld is. Wij geven enkele overwegingen bij dit democratische vraagstuk, in lijn met onze publicaties in voorgaande jaren.

Wat heeft de minister onder meer goed gedaan in 2016:

  • het financieel beheer van het kerndepartement is flink verbeterd
  • bemiddeld bij en gezocht naar oplossingen voor de tijdigheid van gemeentelijke jaarrekeningen
  • een voorstel gemaakt voor de doorberekening van de kosten voor generieke digitale infrastructuur.

Verder in het rapport

In de volgende hoofdstukken werken wij bovenstaande conclusies verder uit:

  • Hoofdstuk 3, ‘Financiële informatie’: hierin geven wij ons oordeel over de financiële informatie in het Jaarverslag 2016 van het Ministerie van BZK. Wij hebben vastgesteld dat de weergegeven informatie rechtmatig is en deugdelijk is weergegeven.
  • Hoofdstuk 4, ‘Bedrijfsvoering’: hierin geven wij ons oordeel over de bedrijfsvoering van het Ministerie van BZK. Wij zijn van oordeel dat er over 2016 geen sprake is van een onvolkomenheid en dat waren er in 2015 nog vier.
  • Hoofdstuk 5, ‘Beleidsresultaten’: hierin bespreken wij de conclusies uit ons onderzoek naar de decentralisatie sociaal domein, algemene uitkering, controle gemeentelijke jaarrekeningen 2015 en financiering van politieke partijen. Ook geven wij ons oordeel over de totstandkoming van de informatie die in het Jaarverslag 2016 van het Ministerie van BZK is opgenomen over het gevoerde beleid.
  • Hoofdstuk 6, ‘Reactie van de minister en nawoord Algemene Rekenkamer’: hierin vatten wij de reactie samen die wij op 25 april 2017 ontvingen van de minister van BZK. De minister van BZK is verheugd over de door ons geconstateerde vooruitgang op zijn bedrijfsvoering en doet enkele toezeggen op het gebied van onze bevindingen over beleid.