Toespraak Saskia J Stuiveling bij het aanbieden van de resultaten van het Verantwoordingsonderzoek aan de Tweede Kamer

Verantwoordingsdag 2015

Mevrouw de Voorzitter, leden van de Tweede Kamer, Minister Dijsselbloem,

Hartelijk dank, Mevrouw de Voorzitter, dat wij ook dit jaar weer in uw Kamer de resultaten van ons verantwoordingsonderzoek mogen aanbieden.

Wij hebben de Rijksrekening 2014 en de daarbij behorende 23 jaarrekeningen, die u zojuist door de minister van Financiën zijn aangeboden, onderzocht. Wij hebben ook de Nationale Verklaring, de verantwoording over de besteding van Europese middelen in lidstaat Nederland in gedeeld beheer onderzocht.

Op basis van ons onderzoek vormen wij ons - en deels vellen wij - een oordeel over de rechtmatigheid en de bedrijfsvoering. Waar mogelijk besteden wij ook aandacht aan de effectiviteit van het gevoerde beleid. Bovendien komen ook dit jaar weer - net als vorig jaar - op uw verzoek de decentralisatie en het fraudebeleid aan bod.

Allereerst de Rijksrekening zelf. De Rijksrekening 2014 met ruim 231 miljard euro ontvangsten en ruim 242 miljard euro uitgaven, en de Saldibalans 2014, keurt de Algemene Rekenkamer goed.

Het percentage fouten en onzekerheden samen bevindt zich gelukkig opnieuw ruim binnen de tolerantiegrens en de rechtmatigheid is dit jaar 99,5%. Dat is een groot goed. Iets waar we ons in Nederland gelukkig mee mogen prijzen.
Op dit punt werkt uw budgetrecht dus goed uit. Ook kunnen we met instemming vaststellen dat het aantal slotwetmutaties, waarbij eigenlijk tóch sprake was van beleid waarover u vooraf uw toestemming had moeten geven, afgenomen is. 

Over 2014 hebben we wel begrotings-reserves zien toenemen van 1 miljard in 2013 naar 1,8 miljard in 2014; een toename vooral bij het Ministerie van Economische Zaken. Iets om in de gaten te houden. Bij het budgetrecht valt nog iets anders op: van de 242 miljard uitgaven betreft eigenlijk maar 91 miljard euro, de bestedingen van de rijksoverheid zelf. Het verschil is toe te schrijven aan aflossingen op de staatsschuld, correcties voor dubbeltellingen – zeg maar onderlinge verrekeningen tussen ministeries - rijksbijdragen aan fondsen, uitkeringen aan andere overheden.

En voor de goede orde: buiten de rijksrekening valt de premie wereld, de sociale zekerheidsfondsen en de zorg, samen € 123 miljard, die dan weer wel onderdeel zijn van de berekening van het EMU-saldo, maar geen onderdeel zijn van uw budgetrecht. En met name bij de jaarrekeningen van de ziekenhuizen staat het vast kunnen stellen van de rechtmatigheid onder grote druk. De voorzitter van de Nederlandse Beroepsorganisatie voor Accountants heeft daar de afgelopen dagen behartenswaardige woorden aan gewijd, die wij meer dan ten volle onderschrijven. Dat kunt u ook nalezen in ons rapport bij Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
 
Terug naar de € 91 miljard bestedingen van de rijksoverheid. De rechtmatigheid gaat vooral over die 91 miljard euro. Bedrijfsvoering en beleidsresultaten gaan over meer en vooral over de uitvoering: het is het kloppend hart waarop u rekent.

Het motto wat wij u en het kabinet met enige klem willen meegeven is: tijd voor uitvoering. Tijd in een dubbele betekenis. Neem als politici de tijd voor uitvoering: want bij de uitvoering ligt op dit moment de kernopgave, niet alleen voor de uitvoerders maar juist ook voor de politiek. Maar tijd voor uitvoering óók in de betekenis van: gun uitvoering en uitvoerders de tijd om hun werk goed te doen. Goede uitvoering neemt nu eenmaal tijd. Op nogal wat plekken constateren wij fricties tussen politieke ambities en de beschikbare tijd, mensen en middelen om die goed uit te kunnen voeren.

De Belastingdienst bijvoorbeeld werkt met circa 1.200 ICT-applicaties waarvan sommige cruciale sterk verouderd zijn. Vernieuwing op korte en langere termijn is een grote opgave voor de Belastingdienst. Een tip van de sluier hoe de staatssecretaris dit aan wil pakken kwam gisteren al in het nieuws. Maar de Belastingdienst komt voor nóg een grote opgave te staan met de voorgenomen herziening van het belastingstelsel. Die herziening kan en moet in onze ogen ook benut worden om een beter uitvoerbaar stelsel te ontwerpen. Maar dat vereist bij invoering ook voldoende tijd voor de Belastingdienst om het ordelijk in te kunnen voeren.

Bij Defensie constateren we dat het niet lukt om naast de inzet voor missies voldoende functionerend materieel over te houden om daarmee te kunnen trainen en oefenen. Zo staan er voertuigen en helikopters stil door tekorten aan reserveonderdelen en onderhoudscapaciteit. Het personeel is nog wel geoefend voor huidige missies, maar niet meer in de volle breedte van het takenpakket voor de hoogste geweldsniveaus. Om de bedrijfsvoering op orde te krijgen zal de minister van Defensie scherpe prioriteiten moeten stellen. Alles tegelijk willen realiseren, zal niet werken, ook al is er begrijp ik uit de berichten van vanochtend inmiddels extra geld om de ergste nood bij Defensie te lenigen.

Dit zijn twee in het oog springende voorbeelden. Gisteren hebben we ons AIVD onderzoek gepubliceerd, een derde voorbeeld. En hoewel de Nationale Politie vandaag buiten de krijtlijnen van Verantwoordingsdag valt, vinden wij dat wij niet compleet zijn als wij die niet minimaal hier noemen als vierde voorbeeld.

Ons oordeel over de bedrijfsvoering van het Rijk drukken wij altijd uit met de term “onvolkomenheid”, zeg maar gele kaart. Dit jaar constateren we dat het aantal onvolkomenheden in de bedrijfsvoering is toegenomen van 40 naar 50. Voor een deel gaat het om ‘klassieke’ problemen, zoals fouten die worden gemaakt bij het inkopen en aanbesteden. Een ander deel baart ons meer zorgen. Het betreft het groter wordend aantal onvolkomenheden dat gerelateerd is aan ICT. Dat aantal is gestegen van 9 naar 19. Dat betekent, dat ondanks de extra inspanningen die zijn geleverd om de ICT-projectbeheersing te verbeteren, de beheersing niet beter is. Opvallend is daarbij de grote afhankelijkheid van externe deskundigheid en externe medewerkers.

Het begrip “onvolkomenheid” ontstijgend constateren wij dat kennelijk nog niet iedereen doordrongen is van de kwetsbaarheid en moeilijke stuurbaarheid van een digitale overheid. In toenemende mate werken overheden met elkaar en met andere organisaties samen in digitale ketens. Maar het functioneren daarvan is één op één afhankelijk van de deelbaarheid, betrouwbaarheid en tijdigheid van informatie die afkomstig is van een van die anderen in de keten. Dat is een basiseis om digitaal te kúnnen samenwerken.

Precies daaraan, aan het voldoen aan die basiseis, schort het bij de invoering van de trekkingsrechten Persoonsgebonden Budget. Die invoering is niet zorgvuldig geweest. Tegen het heersende beeld in spreken we daarop overigens uitdrukkelijk twee departementen aan: naast Volksgezondheid als opdrachtgever en ketenregisseur ook en evenzeer Sociale Zaken als “eigenaar” van de Sociale Verzekeringsbank. Niemand heeft dit uiteraard zo gewild en het komt er nu eerst op aan, dat de cliënten de zorg krijgen waar zij recht op hebben en dat hun zorgverleners op tijd betaald worden. Alle betrokken partijen in de keten – beide departementen VWS en SZW, Sociale Verzekeringsbank, Belastingdienst, zorgkantoren en gemeenten – hebben een gezamenlijk én gedeeld belang bij het oplossen van de resterende uitvoeringsproblemen. Belangrijk is daarbij, dat van de SVB niet verwacht mag worden dat zij de problemen bij de toeleveranciers van gegevens oplost, die horen dáar aangepakt te worden. Omdat dit nu, in 2015 speelt, zullen wij in ons Verantwoordingsonderzoek 2015 aan deze kwestie opnieuw aandacht besteden. In samenhang daarmee starten we binnenkort een onderzoek bij de SVB.

De deelbaarheid van informatie blijkt ook geen vanzelfsprekendheid bij de decentralisaties in het sociaal domein. Gemeenten hebben tijd nodig om hun administratieve organisatie op hun nieuwe taken en werkwijze in te richten. Veel informatie is dan ook nog niet beschikbaar en ook bestaat er nog geen duidelijkheid of het de gemeenten gaat lukken een “gemeenschappelijk taal” te ontwikkelen, die het mogelijk gaat maken gemeenten met elkaar te vergelijken, zodat er inzicht ontstaat in wat wel werkt en wat niet werkt. Dit zo zijnde zal het ook niet mogelijk zijn een landelijk beeld op te bouwen, laat staan een landelijk beeld op basis van “open data” waar we allemaal naar kunnen kijken. We hebben in Nederlandmeer open data over ontwikkelingssamenwerking tot onze beschikking dan over het sociaal domein bij de gemeenten.

Kennisuitwisseling om van elkaar te kunnen leren blijkt ook een van de knelpunten bij de fraudebestrijding. Evenzo is er geen systematische kennisopbouw en geen gedeelde expertise over het ontwerpen van fraudebestendige regelgeving. Beter luisteren naar de werkvloer en uitvoerders meer ruimte bieden is nodig om zowel effectief op te kunnen treden tegen nieuwe vormen van fraude als voor het inruimen van praktijkkennis bij het ontwerpen van fraudebestendige regelgeving.

Mevrouw de Voorzitter: Ik kom aan het laatste onderwerp: beleidsdoorlichtingen.

Uw eigen staf van Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven, kortweg BOR, heeft een mooie voorzet gegeven en ik leen van hen de begrippen zinnig en zuinig. Je wilt weten of beleid zinnig is en of het zuinig wordt uitgevoerd.

Om de mate van zinnig en zuinig vast te kunnen stellen moet je onderzoek doen. Dat heten Beleidsdoorlichtingen. U begrijpt, wij zijn een warm voorstander van beleidsdoorlichtingen - hoe meer inzicht hoe liever -  maar ze moeten wel met topkwaliteit worden uitgevoerd wil je ermee aan de slag kunnen.

Wij hebben vijf van die door departementen uitgevoerde beleidsdoorlichtingen eens tegen het licht gehouden. Van de topkwaliteit zijn wij niet erg onder de indruk eerlijk gezegd. Een gemiste kans, waar wat aan gedaan zou kunnen worden door voor de borging van die kwaliteit samenwerking met de wetenschap te zoeken. Het kabinet staat niet te trappelen bij deze aanbeveling.

Zelf hebben wij beleidsonderzoek naar 6 onderwerpen gedaan en dan blijkt vaak weinig informatie voorhanden te zijn over de effecten van beleid. 

 Zo hebben we drie garantieregelingen van het Ministerie van Economische Zaken om bedrijven aan financiering te helpen onderzocht. De Staat stelt zich bij deze drie voor in totaal  €2,6 miljard tot eind 2014 garant. Maar onduidelijk is of banken daadwerkelijk gemakkelijker uitlenen dankzij deze garantieregeling.

Verder keken we naar professionalisering van leraren, de subsidiëring van elektrische auto’s, het beter benutten van infrastructuur, de regeldruk in de gehandicaptenzorg en de kwaliteit van justitiële jeugdinrichtingen.

Ons motto dit jaar, mevrouw de voorzitter, is tijd voor uitvoering. Ik voeg de daad bij het woord en voer nu uit waarvoor ik gekomen ben: ik bied u de resultaten van ons Verantwoordingsonderzoek 2014 aan. U bent, zoals u weet, de enige die een geprint exemplaar krijgt want wij publiceren dit verder uitsluitend via internet op: www.rekenkamer.nl/verantwoordingsonderzoek .

Tenslotte: Er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan.

Nog een dikke week en ik sta echt bij de uitgang van de Algemene Rekenkamer. Ik heb mijn werk met heel veel plezier gedaan en ik dank via u de hele Tweede Kamer voor de uitstekende samenwerking die wij als instituut met u mogen hebben.

Ga zo door - aan mijn collega’s Kees Vendrik en Arno Visser en aan alle medewerkers van de Rekenkamer onder leiding van onze secretaris Ellen van Schoten zal het niet liggen. Voor u misschien nog een vraag, maar voor mij een weet.

Dank u voor uw aandacht.