Verantwoordingsdag 2017

Arno Visser, president van de Algemene Rekenkamer, spreekt de Tweede Kamer toe bij de overhandiging van de resultaten van het Verantwoordingsonderzoek 2016.

VOORZITTER ARIB: Dan geef ik nu het woord aan de president van de Algemene Rekenkamer.

(Aldus de Voorzitter van de Tweede Kamer. De president achter het spreekgestoelte:)

ARNO VISSER: Heb je ervan gedronken?

(Minister Dijsselbloem zet z'n volle glas water voor de president neer.)

Mevrouw de Voorzitter, meneer de minister.
Allereerst feliciteer ik u, leden van de Tweede Kamer met uw verkiezing tot volksvertegenwoordiger.
Het is de komende jaren aan u om namens alle Nederlanders te controleren of belastinggeld zinnig, zuinig en zorgvuldig wordt besteed.
Maar daarvoor moet u zicht hebben op de effecten van publiek geld.
De doelstelling van publieke verantwoording is immers zien, leren en verbeteren.
En wij ondersteunen u bij die taak graag met ons onafhankelijk oordeel.
Vandaag is de eerste Verantwoordingsdag van deze Tweede Kamer en ongetwijfeld zit u vol ambitie.
Het is tevens, vermoed ik, de laatste verantwoording van dit kabinet.
Wat treft u eigenlijk aan?

(Met een lichte grijns wijst hij naar minister Dijsselbloem naast zich.)

GELACH

Wat treft u eigenlijk aan? Wat is de stand van het land?
En in welke mate zijn uw voorgangers erin geslaagd om hun ambities te verwezenlijken?
Wat is de nalatenschap van dit kabinet?
Verantwoordingsdag is het moment waarop u daar inzicht in krijgt.
U kunt de balans opmaken van de afgelopen periode.
En u kunt zien wat u kunt leren daarvan voor de volgende periode.
En dat is geborgd, uw taak, in uw grondwettelijk recht op informatie.
En die is niet toevallig tegelijk met de ministeriële verantwoordelijkheid terechtgekomen in de Grondwet in 1848.
Want die ministeriële verantwoordelijkheid en uw recht op informatie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Alles draait om transparantie om openheid en het open gesprek tussen Kamer en kabinet hierover.
Publieke middelen, publieke controle.
En de rol van de Algemene Rekenkamer daarbij is die van onafhankelijk controleur en wij helpen u bij de duiding.
Wij controleren de verantwoording voor u als volksvertegenwoordiging zodat u decharge kunt geven.
En ten behoeve van die controle en dat onderzoek stellen wij drie vragen.
1: Hebben de ministers het geld in 2016 volgens de regels geïnd en uitgegeven?
2: Zijn de zaken goed georganiseerd op de ministeries?
En 3: Hebben ministers voldoende zicht op de effecten van het beleid?
Want uiteindelijk moet het antwoord op die drie vragen u het antwoord geven op de vraag of belastinggeld, goed georganiseerd op de juiste plek aangekomen, het beoogde effect bereikt. Dat wilt u weten.

(Hij draait een blad papier om.)

Voordat ik verder inga op die vraag neem ik u mee naar het Frankrijk van de negentiende eeuw.
Daar speelt zich het tragische leven af van Madame Bovary de hoofdpersoon uit de gelijknamige roman van Gustave Flaubert.
De jonge Emma is getrouwd met een plattelandsdokter, Bovary.
Ze is verveeld en ze wil ontsnappen aan haar saaie bestaan.
En ergens in dat boek beschrijft Flaubert hoe Emma Bovary samen met een andere man dan haar echtgenoot in een koets stapt waarna de gordijnen gesloten blijven tijdens de rit.
Wat zich daar afspeelde, laat zich raden. Het wordt niet verteld.
Maar dat raadsel was wel de reden om de auteur strafrechtelijk te vervolgen en het boek lange tijd te verbieden. Het zou onzedelijk zijn.
En daarmee trapte men in de literaire val die door Flaubert was gelegd.
Want hij wilde bewust wat in die koets gebeurde, aan de verbeelding overlaten.
Degenen die het onzedelijk noemen en afkeuren, verraden zichzelf.
En die vergelijking gebruik ik om het belang van informatie en het delen ervan te onderstrepen. Want wie een deel van het verhaal niet vertelt loopt het risico, dat een ander het invult en misschien wel iets vertelt wat niet waar is.
En fantasie mag dan leuk zijn in een roman, dat risico mag je niet lopen als het gaat om de besteding van publieke middelen.
Want wat dat betreft, behoort politiek fantasieloos te zijn.
Zoals ik zei: Openheid en transparantie. Geen speculatie, geen gesloten gordijnen.
Het gaat vandaag om de spanning tussen weten en niet-weten.
En met die insteek komen we bij het antwoord op die drie vragen.
Het antwoord op vraag 1, is het geld volgens de regels besteed dat is goed te geven.
In 2016 waren de uitgaven van de Rijksoverheid voor 99,6 procent rechtmatig.
En de inkomsten zelfs voor 99,9 procent rechtmatig.
Wij keuren de Rijksrekening dus goed.
Dat is niet het hele verhaal.
Er is spanning tussen wat we wel weten over die rechtmatigheid van publiek geld en wat we niet weten over de maatschappelijke effecten van publiek geld.
Dus net als vorig jaar zeg ik er wel bij dat die rechtmatigheid in veel gevallen niet meer betekent dan dat een minister het juiste bedrag op het juiste rekeningnummer heeft overgemaakt. Dus kijken we verder.
En dan komen we bij het antwoord op de tweede vraag.
Zijn die zaken goed geregeld op die ministeries?
We constateren dit jaar dat er op 36 plaatsen in de bedrijfsvoering iets misgaat.
We noemen dat 'onvolkomenheden'.
Die 36 is een stijging ten opzichte van vorig jaar.
Tegelijk, vorig jaar stond ik hier en zei ik: Drie ernstige onvolkomenheden.
Die zijn door hard werken van de departementen van Veiligheid en Justitie van Defensie en van Financiën teruggebracht naar 'gewone' onvolkomenheden, en dat verdient een compliment.
Ik voeg daar wel iets aan toe: problemen kunnen pas worden opgelost als ze bekend zijn, als ze worden erkend door bewindslieden en die werkelijkheid is soms anders.
Want dit jaar zijn er voorbeelden van bewindslieden die problemen in de bedrijfsvoering niet of niet ronduit erkennen.
Een voorbeeld daarvan is ons oordeel over de beveiliging van informatie.
Twee jaar geleden stelden we dat de informatiebeveiliging weliswaar bestuurlijke aandacht kreeg, maar te weinig en te laat.
Daarom hebben we er nu breed onderzoek naar gedaan en we keken naar de zogenaamde 'kritieke systemen'.
De veiligheid van gevoelige data over burgers en bedrijven die de overheid beheert, zou altijd gegarandeerd moeten zijn.
Maar niet alle departementen hebben daarvoor de benodigde maatregelen genomen.
En helaas blijkt uit de reacties van de ministers van VWS, EZ maar ook Defensie dat zij zich niet herkennen in de uitkomsten van ons onderzoek.
En tegelijkertijd stelt de minister van BZK dat is de man, de minister die de informatiebeveiliging rijksbreed beheert dat die wel degelijk tekortkomingen vertoont.
Nogmaals, problemen kunnen pas worden opgelost wanneer ze worden erkend en niet als ze worden ontkend of gebagatelliseerd.
Ik vraag daarbij ook aandacht voor het personeel van de overheid.
Uit ons onderzoek blijkt dat het Rijk mensen met financiële expertise of technische kennis van ICT moeilijk kan vinden terwijl juist op die terreinen de uitdagingen groot zijn.
En we weten dat op vitale plaatsen een tekort aan expertise een organisatie parten kan spelen.
We weten ook dat er een financiële taakstelling doorloopt vanuit vorige kabinetten om het ambtenarenapparaat verder te verkleinen.
Hoe die problemen worden opgelost, blijkt niet uit de plannen en het vraagt wel uw aandacht.
Dan de Belastingdienst en het ministerie van Financiën.
Zij staan voor een flinke opgave, u heeft dat net gehoord.
Wij constateren dat er acht onvolkomenheden zijn die allemaal te maken hebben met de Belastingdienst.
Die dienst staat ondanks pogingen tot modernisering nog steeds onder druk.
Sterker, de investeringsagenda van de Belastingdienst stagneert.
En dat is een serieus en niet te onderschatten probleem.
Dat probleem moet u bekend zijn na de vele debatten die u met de bewindslieden voerde en de informatie die u de afgelopen tijd reeds kreeg.
Ons onderzoek bevestigt wat u weet en het verduidelijkt de plekken waar het aan schort.
De bewindslieden herkennen en erkennen de problematiek en nemen de verantwoordelijkheid. U heeft dat ook net gehoord.
Ze weten het en ze delen het. De Kamer weet het.
En de ervaring leert dat dit een cruciale stap is richting de oplossing.
Nu komt het erop aan de juiste balans te vinden tussen enerzijds modernisering van de Belastingdienst en anderzijds de realisatie van nieuwe politieke ambities op fiscaal gebied.
En dan kom ik bij de derde vraag: Heeft het beleid de gewenste effecten?
Die vraag, mevrouw de Voorzitter, is moeilijk te beantwoorden.
Want net als voorgaande jaren is onze boodschap dat heel veel niet duidelijk is.
Of de burger waar voor zijn geld heeft gekregen dat zou toch de hamvraag moeten zijn bij publieke verantwoording, is onze gedachte.
Is het dan wenselijk om de effectiviteit van beleid aan de verbeelding over te laten?
En helaas moeten we net als voorgaande jaren concluderen dat de gordijnen regelmatig gesloten blijven.
Als voorbeeld: het beleid gericht op kinderen die net wat meer nodig hebben om vooruit te komen in het onderwijs.
In 2014 is voor hen passend onderwijs ingevoerd.
Het idee daarachter is niet te focussen op beperkingen van leerlingen maar op hun mogelijkheden. Scholen vroegen en scholen kregen meer ruimte om leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, dat te geven.
Eenvoudiger, minder bureaucratie en, niet onbelangrijk, meer zicht op de effectiviteit van de middelen.
Ook voor het parlement.
Dat was de gedachte. Dus wij hebben die uitwerking in de praktijk bekeken.
We weten dat er voor 2,4 miljard euro beschikbaar is gesteld voor lichte en zware ondersteuning in het primair en voortgezet onderwijs.
Maar inzicht in de besteding ervan is ondanks goede voornemens beperkt.
Zo is niet duidelijk hoeveel kinderen in het regulier onderwijs behoefte hebben aan extra ondersteuning.
Dit wordt niet bijgehouden, ondanks een motie van de Kamer het wel te doen.
Er wordt wel bijgehouden hoeveel leerlingen extra steun krijgen.
We onderzochten het register waar dat staat en zagen dat het aantal leerlingen dat extra steun krijgt sinds de invoering van passend onderwijs is gedaald.
Maar of het klopt, is een vraagteken. Want uit ons onderzoek blijkt ook dat waar de ene school een vinkje zet in dat register de andere school dat niet nodig vindt. En die telling is daarmee niet betrouwbaar.
Conclusie: niemand weet daardoor of de aanpak van passend onderwijs doel treft.
Hoe kan je nu leren van de prachtige projecten die opbloeien?
Hoe kunt u bijsturen?
We weten veel niet en dat opent de deur naar speculatie. Weer gesloten gordijnen.
Een tweede voorbeeld: beleid, gericht op de verbetering van luchtkwaliteit door Rijk, provincie en gemeente.
Ja, de luchtkwaliteit in ons land is verbeterd. Maar we hebben weinig zicht op de feitelijke besteding door de drie overheidslagen gezamenlijk.
En of de schonere lucht die we hebben, een direct gevolg is van die maatregelen...
We weten het niet.
Misschien hadden we met minder geld hetzelfde kunnen bereiken.
Misschien hadden we met hetzelfde geld meer kunnen bereiken.
Wie zal het zeggen?
Nou vraagt u zich af: wat is daarvan de oorzaak en hoe lossen we dit op?
Een belangrijke verklaring is de manier waarop de overheid is georganiseerd.
Terwijl de belastingen voor het overgrote deel nationaal worden geïnd wordt de uitvoering elders georganiseerd elders gecontroleerd en elders beoordeeld zonder eenduidige spelregels vooraf over informatievoorziening.
Het kan dus zijn dat op de eerste vraag naar rechtmatigheid en op de tweede vraag, naar organisatie bij het Rijk in iedere gemeente, op iedere school positief wordt geantwoord maar dat tegelijkertijd niemand een antwoord heeft op de derde vraag naar maatschappelijk effect.
Het is hierdoor niet denkbeeldig dat slechte resultaten of incidenten bij een ministerie, een paar scholen, enkele gemeenten leiden tot speculatie, te snel getrokken conclusies.
Het gevaar daarvan is dat incidenten leiden tot een algemene aanpassing van beleid terwijl dat niet nodig is.
Gewoon omdat we het antwoord op de derde vraag niet hebben georganiseerd.
Dus waar vraag 1 naar rechtmatigheid steeds hogere percentages oplevert blijft het antwoord op vraag drie, naar de effecten van het geld in nevelen gehuld, achter gesloten gordijnen.
Heb ik daarmee betoogd dat het een rommeltje is in dit land dat Nederland een slecht functionerende overheid heeft?
Laat ik daarover duidelijk zijn: nee!
Hoge rechtmatigheid, meer dan 99 procent, het is een prestatie om trots op te zijn.
En 36 onvolkomenheden bij al die departementen die miljarden beheren en waar tienduizenden mensen werken is ook een prestatie die positief afsteekt tegen het recente verleden.
Voorzitter, het afgelopen halfjaar overleden mijn directe voorgangers Henk Koning en Saskia Stuiveling.
Zij waren betrokken bij de Algemene Rekenkamer in de periode 1984 tot 2015.
En dat was een tijd waarin het helemaal niet zo vanzelfsprekend was dat jaarrekeningen snel en met hoge rechtmatigheid tot de Tweede Kamer kwamen. Daar is jarenlang aan gewerkt.
En daarna kwam de verbetering van de bedrijfsvoering bij die departementen.
Mijn verhaal is daarmee een ander.
Want die eerste twee vragen worden door de jaren heen steeds beter beantwoord.
En onze boodschap vandaag aan u is nu dat de tijd is gekomen om te werken aan de derde vraag.
Want uw werk draait uiteindelijk om wat er echt gebeurt in Nederland.
En hier biedt de reactie van het kabinet op ons onderzoek en onze conclusies uitweg en perspectief.
Het kabinet omarmt nu de gedachte van een overheid die standaardiseert begrippen uniformeert en zelf een taal spreekt en de andere overheidslagen in diezelfde taal laat spreken.
Want jeugdbeleid waarbij iedere gemeente een eigen definitie heeft van 'zwerfjongere' kan best succesvol zijn, maar dat is niet zichtbaar te maken wanneer 388 verschillende gemeenten onvergelijkbaar zijn.
Het ontwikkelen van een taal en het slim gebruikmaken van technologie uit het digitale tijdperk maken het mogelijk om de resultaten van overheidshandelen wel inzichtelijk te maken.
En wanneer we daarin slagen, zijn we in staat om van de gedecentraliseerde eenheidsstaat ook een digitale eenheidsstaat te maken.
Dan kunnen we informatie organiseren, dan kunnen we informatie delen dan kunnen we informatie uitwisselen en daarmee gezamenlijk inzicht vergaren.
En als dat gebeurt, dan gaan de gordijnen open.
Dan ontstaan openheid en transparantie die verantwoording verbeteren en die uw controlerende taak helpen en uw budgetrecht versterken.
En dat sluit aan op lopende initiatieven van uw kant.
Want in de vorige periode heeft uw commissie Financiën gewerkt aan de methode-Duisenberg een werkwijze om uw controlerende rol te verstevigen.
U ontvangt vandaag de Monitor Duurzaam Nederland die ontwikkeld wordt naar een Monitor Brede Welvaart.
Ook dit komt voort uit een initiatief uit de Kamer.
En daarnaast ligt er een advies waar ik uw aandacht voor vraag.
Dat zijn voorstellen om de financiële organisatie van het Rijk verder te ontwikkelen volgens een baten-lastenstelsel.
Dat sluit hier naadloos op aan.
Drie ontwikkelingen die elkaar aanvullen en waarmee uw parlementair budgetrecht kan worden versterkt mits er spelregels zijn over standaardisering en uniformering.
Dan verdwijnt de spanning tussen de antwoorden op die drie vragen die nu nog steeds uit ons onderzoek blijkt.
Dat, Voorzitter, brengt mij naar de dag van vandaag.
U staat aan het begin van een nieuwe periode, een tijd voor nieuwe ambities.
De minister van Financiën heeft u laten zien hoe anders de situatie is die u aantreft vergeleken met die van vier jaar geleden.
Toen moest vanwege de financieel-economische crisis in korte tijd heel veel besloten worden.
Het is tijd voor nieuwe ambities, vermoed ik zo.
Het moment om te werken aan het antwoord, denk ik, op de derde vraag.
Het cruciale verschil met toen is niet dat er nu financiële ruimte is.
Het verschil is wel dat de tijdsdruk eraf is.
En wij hebben afgelopen maandagavond begrepen dat u ook echt extra tijd wilt nemen. Mevrouw de Voorzitter...

(Hij moet lachen. Ook de voorzitter grinnikt.)

GELACH

Mevrouw de Voorzitter de minister heeft u de verantwoordingsstukken aangeboden.
Ik doe daar onze rapporten bij de jaarverslagen bij. Dank u zeer.

(In het vak kabinet pakt de president een dikke stapel stukken met een wit lint erom en overhandigt ze aan een bode. Zij loopt ermee naar de voorzitter, die is opgestaan om ze in ontvangst te nemen. De voorzitter legt de documenten op haar bureau en neemt dan het woord:)

GEROFFEL EN APPLAUS

Ik dank de minister van Financiën en de president van de Algemene Rekenkamer voor de aangeboden stukken inzake de verantwoording over de Rijksbegroting 2016.