Stand van zaken lopende inbreukprocedures tegen Nederland
Op basis van openbare informatie van de Europese Commissie is op elk moment inzichtelijk welke formele juridische procedures tegen Nederland lopen. Zowel de op dit moment lopende inbreukprocedures als de zaken die lopen bij het Europees Hof van Justitie zijn er te vinden.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken verstrekt de Tweede Kamer elk kwartaal een overzicht (per ministerie) van de stand van zaken bij de lopende inbreukprocedures. Elk jaar publiceert dit ministerie ook een overzicht van de Nederlandse procesvertegenwoordiging bij het Hof van Justitie.
De Europese Commissie geeft geen openbare inzage in afgeronde of lopende informele EU PILOT-procedures of SOLVIT-procedures of in andere informele processen tussen de Commissie en Nederland. Nederland doet dat ook niet zelf.
Meer informatie
3 lopende kwesties waar Nederland en de Europese Commissie een geschil hebben over de Nederlandse uitvoering van EU-wetgeving
Hieronder bespreken we 3 voorbeelden die laten zien (a) waarom het van belang is de maatschappelijke kosten van langlopende kwesties goed te volgen en daarbij inhoudelijke tegenspraak te organiseren, en (b) hoe verstrekkend sommige geschillen zijn.
Nederland is gehouden aan naleving van het EU-recht. Daarom verwachten we dat de Nederlandse overheid kennis over, inzicht in en overzicht van informele en formele procedures over naleving van EU-recht heeft. Dit is van belang voor het kabinet en de Tweede Kamer. Niet alleen om te weten wat de stand van zaken rond naleving van EU-recht is, maar vooral om een inschatting te kunnen maken van korte en lange termijn juridische en bestuurlijke risico’s en de mogelijke financiële en maatschappelijke gevolgen. Een minister kan op grond van deze informatie betere afwegingen voor de langere termijn maken, en de Tweede Kamer kan haar controlerende taak beter uitoefenen. Het organiseren van tegenspraak bij de ministeries kan bijdragen aan het voorkomen van nieuwe formele procedures van de Europese Commissie tegen Nederland. En het kan helpen om geschillen niet langer te laten doorlopen dan nodig is. Tenslotte worden urgente problemen dan mogelijk niet onnodig doorgeschoven in de tijd, waarbij ondertussen de maatschappelijke kosten verder oplopen.
Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese richtlijn die in 2000 van kracht is geworden. Het doel van de richtlijn is om de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa te waarborgen. In de richtlijn staan afspraken die ervoor moeten zorgen dat in eerste instantie in 2015, maar uiterlijk in 2027 het water in alle EU-lidstaten voldoende schoon en gezond is.
Ons onderzoek naar EU-recht in de praktijk bevat een casusstudie waarin we hebben gekeken naar de KRW. Onze casusstudie laat zien dat de Europese Commissie bezwaren heeft tegen de manier waarop Nederland sinds 2000 uitvoering geeft aan de KRW. Ze heeft in dit verband verschillende mogelijke schendingen van EU-wetgeving geconstateerd. Naar aanleiding daarvan heeft de Commissie 5 informele EU PILOT-procedures en 3 formele inbreukprocedures tegen Nederland ingesteld. Vaak ging het om een verschil in opvatting tussen de Europese Commissie en Nederland over de definities en verplichtingen die zijn opgenomen in de KRW.
Nederland heeft bij de uitvoering van de KRW gekozen voor een pragmatische implementatie van de richtlijn, gestoeld op minimumvereisten. Ons land heeft daarbij zoveel mogelijk ruimte voor een eigen invulling opgezocht. Als gevolg daarvan zijn er verschillen van inzicht ontstaan tussen Nederland en de Europese Commissie over de wijze waarop Nederland werkt aan het realiseren van de doelen. Waar de Europese Commissie realisatie van de KRW-doelen als een resultaatverplichting interpreteert, heeft Nederland zich recent op het standpunt gesteld dat de KRW een inspanningsverplichting bevat en dat het effect van genomen maatregelen zodoende mag na-ijlen. Het is nog onduidelijk of de Europese Commissie deze interpretatie bij de eindbeoordeling in 2027 zal accepteren.
De problematiek rond waterkwaliteit heeft een relatie met de landbouwsector. Er bestaat een verband tussen de KRW en de Europese Nitraatlichtlijn, die het gebruik van stikstof in de landbouw reguleert om o.a. vervuiling van oppervlakte- en grondwater te voorkomen. Pas recent is het kabinet ertoe overgegaan om het Nederlandse beleid in het kader van de Nitraatrichtlijn en de KRW in samenhang te bezien, zoals in het Nationaal Programma Landelijk Gebied.
Meer informatie
Hernieuwbare energie
De Europese richtlijn Hernieuwbare energie, die in 2009 van kracht werd, bepaalde dat alle EU-lidstaten in 2020 samen ten minste 20% van het totale energiegebruik uit hernieuwbare bronnen moesten halen. Voor elk land afzonderlijk bevatte de richtlijn een bindend streefpercentage. Het bindende streefpercentage voor Nederland was 14%.
Ons onderzoek naar EU-recht in de praktijk bevat een casusstudie waarin we de Nederlandse prestaties op het gebied van hernieuwbare energie hebben beschreven. Uit het onderzoek blijkt dat de Nederlandse realisatie achterbleef, en dat de Europese Commissie daarom in 2016 een EU PILOT-procedure tegen Nederland startte. Nederland sloot vervolgens een overeenkomst met Denemarken, dat beschikte over een overschot aan hernieuwbare energie. Tegen betaling werd dit overschot aan het saldo van Nederland toegevoegd. De maatregel draagt niet bij aan het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie in Nederland.
Nadat Nederland de overeenkomst met Denemarken had gesloten, beëindigde de Europese Commissie de EU PILOT-procedure. Er volgde op dat moment voor dit onderwerp geen inbreukprocedure. Dat veranderde in 2021.
Sinds 2021 loopt een inbreukprocedure tegen Nederland op het terrein van hernieuwbare energie: de Europese Commissie is van mening dat Nederland niet heeft voldaan aan tijdige implementatie van de herziene richtlijn Hernieuwbare energie uit 2018. Deze inbreukprocedure is nog niet afgerond.
Een wijziging van de richtlijn Hernieuwbare energie is onderdeel van het zogenoemde ‘Fit for 55’-pakket van de Europese Commissie. Het doel van dit beleidspakket is een verlaging van de netto broeikasgasemissies (55% minder uitstoot in 2030 ten opzichte van het uitstootniveau in 1990). Het streefcijfer voor het aandeel hernieuwbare energie in de EU is in de herziene richtlijn verhoogd naar 38 tot 40% in 2030.
Meer informatie
Europees aanhoudingsbevel
Sinds de invoering van het Europees aanhoudingsbevel in 2002 heeft het Europees Hof van Justitie diverse prejudiciële uitspraken gedaan over het Kaderbesluit Europees aanhoudingsbevel. Tussen 2007 en 2022 betreft het meer dan 60 uitspraken. Ons onderzoek naar EU-recht in de praktijk bevat een casusstudie waarin wij de Nederlandse implementatie van het Europees aanhoudingsbevel onder de loep hebben genomen.
Nederland heeft het Europees aanhoudingsbevel in 2003 omgezet in nationale wetgeving: de Overleveringswet. Op 1 januari 2004 is deze wet van kracht geworden. Nederland heeft met name naar aanleiding van jurisprudentie van het Hof de Overleveringswet 2 keer moeten wijzigen. De eerste keer gebeurde dat in 2019 met spoedwetgeving, de tweede keer in 2021 met een omvangrijkere wetswijziging (een herimplementatie van de richtlijn).
Ons onderzoek laat zien dat de Europese Commissie vindt dat de doorgevoerde wijzigingen niet voldoende zijn, en dat Nederland het Kaderbesluit Europees aanhoudingsbevel onjuist heeft geïmplementeerd in de Overleveringswet. Daarom heeft de Europese Commissie in 2021 een inbreukprocedure tegen Nederland in gang gezet. Deze inbreukprocedure is nog niet afgerond.
Meer informatie