Proces voorlopige gunning van aankoop nieuwe onderzeeboten zorgvuldig en navolgbaar
Het besluit van de minister van Defensie om 4 nieuwe onderzeeboten aan te schaffen bij de Naval Group is volgens de regels verlopen en zorgvuldig genomen. Dat is de conclusie van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar het gunningsproces. Daarnaast concludeert de Algemene Rekenkamer dat de minister niet alle kosten over de levensduur, zoals de bewapening en exploitatie inzichtelijk heeft gemaakt. Hierdoor is het totaal benodigde budget hoger.
De vervanging van vier onderzeeboten van de Walrusklasse is één van de grootste projecten van het Ministerie van Defensie voor de komende jaren. Het gaat om miljarden euro’s. Nederland koopt geen bestaand product. De Algemene Rekenkamer deed ook onderzoek naar de financiële risico’s én hoe adequaat de minister het parlement informeert. Het parlement kan het onderzoek betrekken bij debatten over de aanschaf van nieuwe onderzeeboten.
Beoordeling offertes op meerdere criteria was zorgvuldig
Het beoordelingsproces van de offertes voor de bouw van de nieuwe onderzeeboten is door de minister zorgvuldig gevolgd. Ten eerste heeft Defensie vastgesteld of de offertes voldeden aan de geldigheidseisen. Dit zijn de eisen waaraan elke offerte moet voldoen om verder in het beoordelingsproces te worden meegenomen. Deze eisen zijn bepaald op basis van de wijze waarop Defensie de onderzeeboten in de toekomst wil inzetten: bijvoorbeeld de duikdiepte. De eisen moeten garanderen dat Defensie tenminste krijgt wat nodig is om de behoefte te kunnen vervullen. Verder stelde Defensie eisen aan onder meer de levertijd.
Ten tweede is een gunningsmodel opgesteld waarin werd uitgegaan van een prijs-kwaliteitverhouding. De offertes konden hierbij punten verdienen door extra kwaliteit en functionaliteit te leveren (bijvoorbeeld extra ruimte voor munitie of special forces) en ze kregen puntenaftrek voor een hogere dan door Defensie bepaalde richtprijs. Aangezien het prijsverschil tussen de ingediende offertes groter was dan vooraf was voorzien (met als gevolg puntenaftrek) heeft de prijs uiteindelijk een groter gewicht gehad in de prijs-kwaliteitsverhouding.
Ten derde heeft het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, ten behoeve van het gunningsproces door Defensie, beoordeeld in hoeverre Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen worden betrokken bij de aanschaf en het onderhoud van de nieuwe onderzeeboten. De kandidaat-werven werden in het gunningsmodel o.a. specifiek beloond als kritische systemen door Nederlandse bedrijven werden ontwikkeld of geleverd. Dit was een klein onderdeel van het aantal punten dat de werven konden ontvangen binnen het gunningsmodel.
Kostenplaatje niet overzichtelijk voor parlement
Het totale budget voor de onderzeeboten is meerdere keren verhoogd en in totaal verviervoudigd ten opzichte van de eerste inschatting. Uit een berekening van de Algemene Rekenkamer blijkt dat, wanneer alle kosten voor de gehele onderzeedienst worden meegerekend, de echte kosten nog eens tenminste € 638 miljoen hoger zullen zijn dan de minister aan de Kamer heeft gemeld. Het gaat dan bijvoorbeeld om de kosten van aanschaf en exploitatie van kruisraketten en ondersteuningsschepen en de exploitatie van torpedo’s. Deze zaken zijn nodig om de nieuwe onderzeeboten operationeel gereed en inzetbaar te krijgen. Hiervoor is wel op andere plekken in de Defensiebegrotingen geld gereserveerd.
Het kostenplaatje is niet compleet
Geen actueel overzicht exploitatiekosten
Ook voor wat betreft de kosten voor gebruik en onderhoud van de onderzeeboten heeft het parlement geen actueel overzicht doordat de minister de levensduurkostenbenadering heeft losgelaten bij de aanschaf van nieuwe onderzeeboten. In tegenstelling tot het investeringsbudget voor de aanschaf, is het gereserveerde budget voor exploitatie niet meer geactualiseerd sinds 2019. Het risico bestaat bovendien dat werven kiezen voor opties die de bouw goedkoper maken, maar in onderhoud duurder zijn. Ook is er een risico op gedwongen winkelnering.
In het eerdere rapport uit 2020 over vervanging van de onderzeeboten schetste de Algemene Rekenkamer het risico dat de exploitatiekosten te laag waren ingeschat, gezien vergelijkbare voorbeelden met nieuwe onderzeeboten in het buitenland. De minister deelt deze mening zo blijkt, want meer dan 50% van de risicoreservering] en het onderliggende risicodossier hebben betrekking op risico’s in de exploitatiefase. Daarmee zijn de kosten voor de exploitatie op dit moment bovengemiddeld onzeker.
Keuze voor 4 onderzeeboten niet onderbouwd door eisen NAVO
Een andere bevinding in het rapport in 2020 is dat de projectorganisatie vast stelde dat 3 onderzeeboten voldoende waren om de beoogde taken uit te voeren. De minister deelde deze analyse niet en was van oordeel dat minstens 4 onderzeeboten nodig waren voor een betrouwbare en duurzame inzetbaarheid. De Algemene Rekenkamer constateert dat de keuze voor het aantal onderzeeboten niet onderbouwd is.