Individuele steun aan bedrijven tijdens de coronacrisis: lessen uit verleden vaak toegepast
Kabinet trekt € 3,5 miljard uit voor gerichte bedrijfssteun
Ministers hebben in de coronacrisis bij het beoordelen van aanvragen voor individuele financiële steun aan bedrijven als KLM, IHC en HEMA lessen uit het verleden toegepast. Dat concludeert de Algemene Rekenkamer na onderzoek. Er is doorgaans aandacht geweest voor voldoende motivering voor de steunverlening en er zijn waar nodig alternatieven verkend. Zo zijn de NS en grondafhandelaren op Schiphol naar andere regelingen verwezen. Tegelijkertijd ziet de Rekenkamer dat het niet altijd goed is gegaan.
Van 4 ondernemingen die tijdens de coronacrisis steun op maat van de rijksoverheid hebben gekregen en 3 bedrijven die daarvoor afgewezen zijn, is de Algemene Rekenkamer de besluitvorming bij de betrokken ministeries nagegaan. Uit het onderzoek Individuele steun aan bedrijven tijdens de coronacrisis blijkt dat eerst bijdragen van andere belanghebbenden dan de overheid aan de redding van een bedrijf zijn beoordeeld. Ook is steun vanwege mogelijke onverenigbaarheid met de interne markt doorgaans tijdig bij de Europese Commissie gemeld.
Tussen maart en augustus 2020 heeft het kabinet ruim € 3,5 miljard voor nieuwe individuele steun toegezegd. HEMA kreeg geen individuele steun van de minister van EZK omdat het bedrijf in de kern commercieel gezond is.
Op 26 juni 2020 heeft de Algemene Rekenkamer in een brief 16 lessen uit vroegere steunoperaties aan individuele bedrijven gepubliceerd. Deze lessen vormen het kader voor de beoordeling door de Rekenkamer van actuele steun. |
‘Bail-in’ bij KLM tot nu toe beperkt
In het rapport is te lezen dat het kabinet zich in de kaart liet kijken door vroegtijdig publiek te maken dat het miljarden uit wil trekken voor de redding van luchtvaartbedrijf KLM. Het principe van ‘bail-in’ is bij KLM tijdens de onderzoeksperiode (tot 1 september) beperkt gehanteerd. De Staat draagt 93 % van het risico; voor de banken is het risico beperkt. De Rekenkamer ziet in deze casus parallellen met reddingsoperaties voor Fokker en NedCar in de jaren 90.
Verder dreigt er bij de actuele steun aan KLM belangenverstrengeling vanwege dubbele betrokkenheid van ABN AMRO, een van de financiers voor de steun en adviseur voor het ministerie over deze steun.
Risico groter dan voorgesteld
Door bij te dragen aan de redding van scheepsbouwer IHC wilde de rijksoverheid voorkomen dat € 395 miljoen aan eerder verleende exportkredieten direct verloren gaan bij faillissement. Volgens het kabinet zal bij deze steunoperatie het risico voor de Staat toenemen tot € 700 miljoen. De Algemene Rekenkamer stelt echter vast dat het maximale risico voor de Staat inmiddels € 895 miljoen is. De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft het parlement over dit risico gebrekkig geïnformeerd. Het voornemen voor deze steunoperatie had via de zogenoemde parlementaire voorhangprocedure bekend moeten worden gemaakt, zodat de Kamer zich erover kan uitspreken.
Bij de steun aan Smart Photonics en de Stichting Garantiefonds Reisgelden (SGR) is het parlement niet tijdig of niet volledig door de minister geïnformeerd.
Zijn alternatieven in beeld?
Uit het onderzoek blijkt dat bij 3 van de 7 ondernemingen toekomstscenario’s beschikbaar waren ten tijde van het besluit voor gepaste staatssteun. Een van de lessen uit het verleden is de vraag of steun doelmatig en proportioneel is. Zo vroeg SGR of de Staat garant wilde staan voor elke reisorganisatie, omdat in de coronacrisis SGR zelf daarvoor onvoldoende garantievermogen had. De minister van EZK koos uiteindelijk een andere oplossing met passende voorwaarden: een lening van € 150 miljoen aan SGR om het garantievermogen te verhogen.
Afwegingskader middenin coronacrisis
Het kabinet heeft op 1 mei 2020 een afwegingskader voor steunaanvragen bedrijven gepubliceerd. Dit kader gaat onder meer in op het belang van inzicht in de continuïteit van de onderneming bij een steunaanvraag. Met dit afwegingskader is het gemis aan een draaiboek bij individuele steunaanvragen verholpen. De Algemene Rekenkamer beveelt enkele aanvullingen aan en een formele status voor dit afwegingskader. Daarnaast wordt aanbevolen de wet duidelijker te formuleren over in welke gevallen de parlementaire voorhangprocedure moet worden gevolgd.
Reactie ministers op bevindingen, nawoord Rekenkamer
In een schriftelijke reactie nemen de ministers van Financiën, EZK en Infrastructuur en Waterstaat de aanbevelingen van de Rekenkamer deels over. De ministers vinden het niet nodig de wet aan te passen. De bewindspersonen geven aan dat het oordeel van de Rekenkamer over de beperkte bail-in bij KLM te vroeg komt onder verwijzing naar het herstructureringsplan waarmee het kabinet inmiddels heeft ingestemd. In haar nawoord gaat de Algemene Rekenkamer op een aantal casussen in, zoals KLM en IHC, en benadrukt het belang van het tijdig informeren van het parlement, zeker als er een privaatrechtelijke rechtspersoon wordt opgericht met de Staat als betrokkene. In voorkomende gevallen zal de Algemene Rekenkamer een zelfde oordeel vellen zoals nu bij IHC.
De minister geeft aan dat het risico op belangenverstrengeling bij ABN AMRO in de casus KLM door de bank zelf ondervangen moet worden. De Algemene Rekenkamer stelt dat de overheid als opdrachtgever hierin ook een taak heeft.
De Rekenkamer merkt in haar nawoord verder over KLM op dat de tijd zal leren hoe de onderhandelingen met alle stakeholders en met name de aandeelhouders uitpakken en of de conclusie van de Rekenkamer dat de bail-in maar beperkt was, inderdaad te vroeg kwam, zoals de bewindspersonen stellen. Het oordeel daarover is aan het parlement aangezien de gebeurtenissen van na 1 september buiten het bereik van dit onderzoek vielen.