EU-trendrapport 2014

Ontwikkelingen in het financieel management van de Europese Unie

Het EU-trendrapport 2014 is de twaalfde editie van een jaarlijkse rapportage waarin wij ontwikkelingen in het financieel management van de EU beschrijven. Centraal staat het toezicht en de controle op de besteding van EU-geld, zowel in Nederland als EU-breed.

Conclusies

Financieel beheer EU-breed niet verbeterd

Het financieel beheer in de EU is het afgelopen jaar niet verbeterd. Bij de besteding van EU-geld in de EU-lidstaten zijn opnieuw meer fouten gemaakt dan vorig jaar.
Ook in de uitgaven van de Europese Commissie zijn in 2012 weer veel fouten aangetroffen, zoals gedeclareerde kosten die ten onrechte worden vergoed. De Europese Reken­kamer heeft net als in voorgaande jaren geen positief oordeel kunnen geven over de rechtmatigheid van de EU-uitgaven.
Positief is dat de Europese Commissie met het oog op de nieuwe programma­periode 2014–2020 verbeteringen zal doorvoeren in het financieel beheer.

Weinig inzicht in besteding EU-geld door lidstaten

De verantwoording die EU-lidstaten afleggen over de besteding van het EU-geld dat zij vanuit Brussel hebben ontvangen, is het afgelopen jaar niet verbeterd. Alleen Nederland, Zweden en Denemarken hebben in 2013 een nationale verklaring afgegeven over hoe zij het door hen ontvangen Europees geld in eigen land hebben beheerd en besteed. De overige lidstaten hebben geen openbare verantwoording afgelegd.

De verantwoordingsstukken van de Europese Commissie geven enig inzicht in wat er in de lidstaten wordt gedaan met het EU-geld, maar dat inzicht gaat alleen over de prestaties die in de lidstaten worden geleverd met EU-geld. Over de daarmee gerealiseerde effecten is weinig bekend.

Toezicht op Europese noodfondsen nog niet goed georganiseerd 

De controle op geldstromen die vanuit Europese noodfondsen naar in nood verke­rende EU-landen gaan, is nog niet goed georgani­seerd. Op dit moment staat er alleen al vanuit het Europees Financieel Stabiliteitsfonds (EFSF) ruim € 176 miljard aan leningen uit bij Ierland, Portugal en Griekenland. De hiermee verbonden risico’s moeten worden geminimaliseerd. Daarom is onafhankelijke externe controle essentieel. Voor het EFSF is deze controle nog niet geregeld. Het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) heeft wel een auditcomité, maar de capaciteit en het mandaat hiervan verdient aandacht.

Onafhankelijke controle is ook van belang voor het toetsen van de kwaliteit van het toezicht dat de Europese Centrale Bank (ECB) uitoefent op de banken in de EU. Op weg naar de bankenunie krijgt de ECB aanzienlijk meer bevoegdheden. Wie mag toetsen of die bevoegdheden correct worden toegepast, is niet geregeld. Er is dus sprake van een controlegat.

Effecten van EFRO-projecten in Nederland niet goed vast te stellen

De effectiviteit van Nederlandse projecten die worden gefinancierd uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) is vaak niet goed vast te stellen. Tijdens de uitvoering wordt niet goed gecontroleerd of de beoogde effecten wel worden gehaald. Subsidieontvangers worden daar ook niet op afgerekend; ze hebben slechts een inspanningsverplichting.
Positief is dat voor de komende programmaperiode de EFRO-management­autoriteiten al bezig zijn met aanpassingen in de uitvoering die verbeteringen kunnen betekenen.

Aanbevelingen

De ministers van Financiën en Buitenlandse Zaken hebben wij net als vorig jaar aanbevolen de mogelijkheden te verkennen voor het verplicht stellen van een openbare nationale verklaring voor alle lidstaten over de besteding van Europese gelden in de lidstaten. Deze verklaring zou niet alleen over de besteding van het ontvangen EU-geld moeten gaan, maar ook over de afdrachten, zoals invoerrechten en btw-heffingen, én over de met EU-geld bereikte resultaten.

De minister van Financiën hebben wij aanbevolen om goed te bewaken dat het auditcomité van het ESM over voldoende mensen, middelen én informatie kan beschikken en externe onafhankelijke controle te regelen voor het EFSF.

De staatssecretaris van Economische Zaken (EZ), verantwoordelijk voor het EFRO in Nederland, hebben we aanbevolen om de EFRO-managementautoriteiten samen met de subsidieontvangers te verplichten om de bereikte effecten voor het brede publiek inzichtelijk te maken, bij voorkeur op internet. Verder zou de minister ervoor moeten zorgen dat er met subsidieontvangers strakkere afspraken worden gemaakt over de te leveren prestaties; hiertoe zou in alle EFRO-regio’s een uitvoeringsovereenkomst moeten worden ingevoerd. Ook bij de selectie van projecten zou al naar de verwachte effectiviteit en efficiëntie moeten worden gekeken.

Reactie minister van Financiën mede namens het kabinet

Het kabinet heeft de meeste van onze aanbevelingen overgenomen. De aanbeveling om de afdrachten van de lidstaten aan de EU in de nationale verklaring op te nemen ondersteunt het kabinet echter niet, onder meer omdat de Europese Rekenkamer al jaren een positief oordeel heeft over de afdrachten en omdat de Europese Commissie verantwoordelijk is voor een controlesysteem voor deze geldstromen. Wij vinden dat zo een kans wordt gemist om op ook op lidstaatniveau inzicht te krijgen in de juistheid van deze afdrachten.

Het kabinet en de EFRO-managementautoriteiten zijn met enkele van onze aanbevelingen inmiddels aan de slag. De managementautoriteiten zullen in de nieuwe EFRO-programmaperiode 2014-2020 meer nadruk leggen op het selecteren van projecten op grond van effectiviteits- en efficiëntiecriteria.