Uitstapkosten Joint Strike Fighter

Op verzoek van de minister van Defensie heeft de Algemene Rekenkamer onderzoek gedaan naar drie beleidsopties rond de Joint Strike Fighter (JSF). We hebben onderzocht wat de kosten en gevolgen zijn als het kabinet: 1) het huidige beleid, partnerschap in het JSF-programma, voortzet; 2) het huidige beleid voorzet, maar niet langer meedoet aan de testfase van het JSF-programma en 3) de Nederlandse betrokkenheid bij het JSF-programma volledig beëindigt en een toestel ‘van de plank’ koopt. We hebben deze beleidsopties onderzocht op de aspecten functionaliteit, tijd en geld.

Conclusie

Het kabinet heeft destijds voor toetreden tot het JSF-programma gekozen op basis van de toenmalige uitgangspunten voor inzet van de luchtmacht. Uit ons onderzoek blijkt dat twee van de drie opties (optie 1 en 3) de minister van Defensie dwingen tot ingrijpende beslissingen over de samenstelling en uitrusting van de Koninklijke Luchtmacht en wellicht over ook andere onderdelen van de krijgsmacht.

Zulke beslissingen hebben naar verwachting invloed op de functionaliteit van de Nederlandse defensie. De spanning tussen budget, capaciteit en ambitie plaatst de minister voor de noodzaak om de uitgangspunten van de huidige operationele inzet van de Koninklijke Luchtmacht of mogelijk van meer defensieonderdelen te heroverwegen, ook in NAVO-verband, bijvoorbeeld in de vorm van intensievere operationele samenwerking met andere landen, dan wel de budgettaire uitgangspunten te herzien.

Optie 1

Ongewijzigd voortzetten van het huidige beleid levert de luchtmacht een toestel waarvan het Ministerie van Defensie de functionaliteit als veelbelovend ziet. Deze optie kent echter ook inherente risico’s op de aspecten tijd en geld.

Ongewijzigd voortzetten van het huidige beleid loopt voorts vast op een gebrek aan financiële ruimte voor de vervanging van de F-16. Deze ruimte, momenteel nog € 4,05 miljard, is onvoldoende voor 85 toestellen, en eveneens voor 68 toestellen. Ook een lager aantal jachtvliegtuigen dwingt de Koninklijke Luchtmacht tot andere uitgangspunten voor de operationele inzet.

Optie 2

Terugtrekken uit de testfase (IOT&E) achten we een niet voor de hand liggende optie omdat dit voor de Staat per saldo alleen nadelen oplevert, zowel op functioneel gebied, als in tijd en geld.

Optie 3

Een keuze voor terugtrekken uit het JSF-programma en aankoop van een ander toestel ‘van de plank’ is vanwege de gevolgen op de aspecten functionaliteit, tijd en geld alleen rationeel te maken als daarbij de uitgangspunten van de huidige operationele inzet van de Koninklijke Luchtmacht heroverwogen worden.

Aanbevelingen

Wij bevelen aan om onze bevindingen en conclusies op de drie beleidsopties bij de overwegingen rond de JSF mee te nemen. Zolang de minister met de beschikbare middelen veel minder JSF’s kan kopen, zien wij de noodzaak dat de minister de ambitie van de luchtmacht heroverweegt. Dat leidt wellicht tot nieuwe inzichten in de door Nederland verlangde capaciteiten van het toestel dat de F-16 zal vervangen, in het benodigd aantal ervan en in de mogelijkheden voor internationale operationele samenwerking van de luchtmacht.

Reactie

In zijn reactie op dit onderzoek pleit de minister van Defensie voor de JSF en erkent dat dit aanpassing van de doelstellingen van de krijgsmacht vergt. Hij acht met 56 JSF’s een operationeel verantwoorde taakuitvoering mogelijk met minder en kortere missies. De minister gaat niet in op de optie om uit het JSF-programma te stappen.

Nawoord Algemene Rekenkamer

De minister bevestigt vooral onze conclusie dat het Ministerie van Defensie voor de noodzaak staat ingrijpende beslissingen te nemen over de samenstelling en uitrusting van de Koninklijke Luchtmacht. Bij 56 JSF’s vergt dat de expliciete aanpassing van de operationele doelstellingen van de krijgsmacht en daarmee van de Nederlandse NAVO-bijdrage.