Alternatieven voor inzet staatsbedrijven bij energietransitie onvoldoende verkend
De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft onvoldoende onderbouwd waarom hij via nieuwe wettelijke taken de staatsbedrijven Gasunie, EBN en TenneT inschakelt om de energietransitie verder op gang te brengen. Ook verschaft de bewindspersoon het parlement weinig inzicht over hoeveel publiek geld in deze nieuwe taken wordt gestoken. De minister heeft de publieke belangen goed behartigd bij de financiering en sturing van de nieuwe taken.
Deze conclusies trekt de Algemene Rekenkamer in het onderzoeksrapport In publieke handen – nieuwe taken voor staatsdeelnemingen in de energietransitie, dat op 24 juni 2021 is gepubliceerd. Het kabinet heeft in 2020 aangegeven dat de rijksoverheid via staatsbedrijven een meer leidende rol wil spelen in de nieuwe infrastructuur voor duurzame energie. Met die nieuwe infrastructuur wil het kabinet afgesproken klimaatdoelen halen. Onderdelen daarvan zijn een netwerk voor het transporteren van warmte, mogelijkheden bevorderen voor het oppompen van aardwarmte (geothermie) en het aansluiten van windparken op zee op het bestaande elektriciteitsnet. De inzet hierbij van de staatsbedrijven Gasunie, EBN en TenneT vergt miljarden aan publiek geld.
Alternatieven beperkt verkend
De minister heeft beperkt verkend of hij alternatieve mogelijkheden heeft om buiten deze bedrijven, die voor 100 % in handen van de Staat zijn, een nieuwe infrastructuur te ontwikkelen bij de omschakeling van fossiele brandstoffen naar duurzame energie. De minister toont ook onvoldoende aan wat de inzet van deze bedrijven gaat bijdragen aan publieke belangen, zoals leveringszekerheid en betaalbaarheid.
Kosten voor burgers en bedrijven grotendeels onbekend
De minister van EZK heeft zich – onder meer samen met de minister van Financiën als aandeelhouder van Gasunie en TenneT – substantieel ingespannen om de financieringsconstructies doelmatig vorm te geven en hij heeft via wet- en regelgeving mogelijkheden om in te grijpen in de uitvoering. Wat burgers en bedrijven in de portemonnee merken van de kosten van het inschakelen van deze staatsbedrijven is echter nog grotendeels onbekend. Het parlement heeft tot nu toe geen goed inzicht van de minister gekregen.
Met de WarmtelinQ kan Gasunie verschillende aanbieders en afnemers van warmte met elkaar verbinden
Een voorbeeld van staatsbedrijven inzetten is de betrokkenheid van Gasunie bij de doorontwikkeling van het project WarmtelinQ om overtollige warmte uit de Rotterdamse haven naar steden als Delft en Den Haag en de glastuinbouw in het Westland te transporteren. Toen dit project dreigde vast te lopen voor het commerciële energiebedrijf Eneco heeft de minister Gasunie gevraagd zich voor te bereiden als warmtetransportbeheerder van de WarmtelinQ, zodat deze taak in publieke handen komt. WarmtelinQ moet bijdragen aan de landelijke
klimaatdoelen, maar hoeveel het aan CO2-uitstoot bespaart is niet duidelijk. Het project zou een kostenefficiënte oplossing zijn, maar een kostenraming was tijdens dit onderzoek niet uitgewerkt. Het onderzoek wijst ook uit dat de minister van Financiën als aandeelhouder van Gasunie te laat bij de besluitvorming is betrokken.
EBN, traditioneel risicodrager in olie- en gasconcessies, wordt ingezet voor risicodragende deelname aan projecten met geothermie (aardwarmte). EBN mag in vijf jaar hierin maximaal € 161 miljoen steken. TenneT is verantwoordelijk gemaakt voor het aansluiten van windmolenparken op zee op het landelijk stroomnet. Daarmee is ruim € 4 miljard aan publiek geld gemoeid. Voor alle 3 voorbeelden geldt dat Kamerleden door de beperkte informatie van de minister niet goed kunnen beoordelen of de totale kosten en de bijdragen uit de schatkist in verhouding zijn.
Ministers nemen aanbevelingen over
In een reactie op dit onderzoek geven de ministers van EZK en Financiën aan dat zij hun afwegingen voor de inzet van staatsbedrijven explicieter zullen maken, zodat de bijdrage aan publieke belangen en de financiële gevolgen bij nieuwe wettelijke taken beter aan de Tweede Kamer gemeld worden. In haar nawoord benadrukt de Algemene Rekenkamer de waarde daarvan, omdat er nog meer beslissingen verwacht worden over de nieuwe infrastructuur voor de energietransitie.