EU-subsidies in Nederland rechtmatig besteed
Nederland heeft in 2017 in totaal € 906,4 miljoen gedeclareerd bij de Europese Commissie. Het gaat om uitgaven in Nederland aan projecten die de EU subsidieert. Voorbeelden zijn: inkomenssteun voor boeren, subsidiëring van omscholingsprogramma’s voor werknemers, projecten om regio’s of sectoren, zoals de visserij, te versterken.
Dit blijkt uit de Nationale verklaring 2018, waarin het kabinet verantwoording aflegt aan de Tweede Kamer over EU-subsidies die de Europese Commissie en de lidstaat Nederland samen beheren.
Verklaring geeft goed beeld
Beheer- en controlesystemen voor het verlenen en betalen van subsidies hebben blijkens de Nationale verklaring voldoende gefunctioneerd en subsidies zijn rechtmatig besteed. Daarmee geeft de verklaring een goed beeld, zo concludeert de Algemene Rekenkamer in haar Rapport bij de Nationale verklaring 2018, onderdeel van het verantwoordingsonderzoek over 2017. Wel noemt ze enkele verbeterpunten. Zo dient de minister van Landbouw, Natuur en Visserij erop toe te zien dat bij het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij tijdig kwalitatief goede projecten worden gedeclareerd. Dit ter voorkoming van verlies van ‘Brussels’ geld voor de visserijsector.
Afdrachten aan EU: verschil in berekening
In het jaarverslag van de minister van Buitenlandse Zaken staat dat Nederland in 2017 7,0 miljard heeft afgedragen aan de EU. Dat is inclusief € 2,5 miljard aan EU-invoerrechten en de vergoeding die Nederland van ‘Brussel’ ontvangt van € 617 miljoen voor het innen daarvan. De EU-afdrachten zijn lager dan voorgaande jaren, omdat een eerder door Nederland bedongen korting van € 2,7 miljard over afgelopen jaren in 2017 is verrekend.
In het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2017, waarbij de Nationale verklaring 2018 is ondergebracht, meldt de minister van Financiën dat Nederland € 6,4 miljard heeft afgedragen aan de EU. Bij dat bedrag zijn de invoerrechten van € 2,5 miljard meegerekend. De Europese Commissie rekent de invoerrechten niet mee als een afdracht, maar beschouwt deze als een ‘eigen middel’ van de EU, dat door de lidstaten wordt geïnd. Blijven de invoerrechten buiten de berekening van de nettobetalingspositie van Nederland, dan levert dat een andere uitkomst op dan wanneer deze worden meegeteld. Informatie over deze berekening en uitkomst kan relevant zijn, nu de EU-lidstaten onderhandelen over een nieuw meerjarig financieel kader voor de EU voor de periode na 2020 en over de Brexit.
In het rapport staat verder dat de verantwoording in Nederland over afdrachten nog aan kwaliteit kan winnen, als het kabinet aangeeft welke beheer- en controlesystemen een juiste afdracht waarborgen.