Veiligheid achter de dijken vraagt om bredere aanpak
Minister IenW moet voorbij 2050 kijken
Om echt werk te maken van beleid dat Nederland moet beschermen tegen overstromingen, is het zaak dat de minister van IenW voorbij 2050 kijkt. Dat vergt veel meer dan alleen versterking van dijken. Het landschap moet zo worden ingericht, dat het ‘waterkerend’ is. Nu de kans op overstromingen toeneemt door klimaatverandering, vraagt bescherming om een samenspel van maatregelen voor, op én achter de dijk.
Deze conclusies trekt de Algemene Rekenkamer in onderzoek naar de waterveiligheid in Nederland, Voorbij de dijk. In het rapport staat dat de ambitie van de minister van IenW is dat Nederland ‘de best beschermde delta van de wereld blijft’. Daarbij focust de minister op versterking van de dijken tot 2050, een lopende operatie die naar schatting ruim € 13 miljard kost. Bescherming achter de dijk, bijvoorbeeld door een binnendijk of overloopgebied aan te leggen, komt maar moeilijk van de grond. “De beperkte blik van de minister van IenW op dijkversterking is niet toekomstbestendig”, noteert de Algemene Rekenkamer. Bovendien leert het onderzoek dat andere landen wél werk maken van waterveilige inrichting van het landschap. “Dus het is mogelijk”, stelt de Rekenkamer vast.
Het uitgangspunt van het waterveiligheidsbeleid is sinds 2009 dat op 3 fronten bescherming moet worden geboden. Deze aanpak tegen overstromingsgevaar heet ‘meerlaagsveiligheid’: preventie, beperking van de gevolgen en beheersing van crises.
Meerlaagsveiligheid bestaat uit 3 lagen: preventie, gevolgbeperking en crisisbeheersing
In de praktijk, blijkt uit het Rekenkamerrapport, blijft de minister inzetten op de klassieke weg van dijkversterking.
Dijkbeheerders zoals Rijkswaterstaat en waterschappen mogen kiezen voor andere maatregelen dan dijkversterking om bescherming te bieden tegen overstromingen. Hiervoor moeten zij aantonen dat deze maatregelen doelmatiger zijn dan het versterken van de dijk. En dat is heel lastig, want de Algemene Rekenkamer constateert dat de kennis over de kosten en baten van andere beschermingsmaatregelen ontbreekt. Ook heeft de minister niet verder gekeken dan 2050, terwijl maatregelen voorbij de dijk juist op de langere termijn en op grotere schaal bijdragen aan waterveiligheid.
De Algemene Rekenkamer onderzocht 25 dijkversterkingsprojecten (40% van de projecten die in 2022 liepen). Daaruit bleek dat dijkbeheerders in maar 5% van de projecten maatregelen nemen om de gevolgen van overstromingen te beperken, door bijvoorbeeld een overloopgebied of een binnendijk aan te leggen.
Zulke verderstrekkende maatregelen vallen vaak af. Voor waterschappen en Rijkswaterstaat is draagvlak voor projecten doorslaggevend. Voor maatregelen achter de dijk, waar bewoners zich nu veilig voelen, is dat draagvlak er vaak niet. Zeker niet als die tot gevolg hebben dat de dijk minder wordt versterkt, het landschap ingrijpend verandert of zijzelf moeten meebetalen (bijvoorbeeld door hun huis aan te passen).
Luisterrapport
Luister naar de samenvatting van het rapport