Grip op koninkrijksrelaties

Rode draden uit veertien jaar onderzoek op een rij


De Algemene Rekenkamer heeft onderzoeksbevindingen over de Caribische delen van het Koninkrijk uit de afgelopen jaren overzichtelijk gebundeld. In aanloop naar het debat van de Vaste Commissie voor Koninkrijksrelaties in de Tweede Kamer op woensdag 12 juni heeft de Rekenkamer vier factsheets opgesteld boordevol informatie over de Caribische eilanden en hun relatie met de Rijksoverheid.

De Rekenkamer onderzoekt en beoordeelt jaarlijks in het verantwoordingsonderzoek het beleid op gebied van koninkrijksrelaties. Er wordt daarbij ook gekeken naar bedrijfsvoering. Daarnaast zijn er ook andere onderzoeken gedaan, zoals naar de bijzondere uitkeringen aan Caribisch Nederland (2022).

Sinds 2010 komen in die onderzoeken een aantal rode draden naar voren. De coördinatie van financiering en beleid op Caribisch Nederland is een taak van de minister van BZK, maar dat is in de praktijk lastig in te vullen. Ook zijn er al langer problemen in de bedrijfsvoering en uitvoering van de Rijksdienst Caribisch Nederland. Aruba, Curaçao en Sint Maarten kampen met schulden aan Nederland die sinds 2010 zijn toegenomen, terwijl de minister van BZK verantwoordelijk is voor het toezicht op het financieel beheer van de landen.

Al deze en andere bevindingen over beleid op de Caribische eilanden zijn nu op een rij gezet in de factsheets. Die zijn vandaag naar de Tweede Kamer gestuurd om als achtergrondinformatie te dienen tijdens het debat over het Jaarverslag en slotwet Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2023. Dat debat vindt plaats op woensdag 12 juni.

Collegelid van de Rekenkamer, Ewout Irrgang, zegt dat de informatie zo toegankelijk mogelijk wordt aangeboden: “We doen al jaren onderzoek naar de Nederlandse Koninkrijksrelaties. De lessen die we daarin trekken kunnen Kamerleden helpen bij het maken van nieuwe plannen. Door meer dan een decennium aan onderzoeksrapporten terug te brengen tot een paar A4-tjes maken we inzichtelijk waar zij vooral op moeten letten. Op die manier vergroten we de kans dat de burgers en bedrijven op de eilanden daadwerkelijk profijt hebben van nieuwe regelingen.”