Onduidelijkheid over vergoeding aan de NAM
De Algemene Rekenkamer heeft niet vast kunnen stellen of de hoogte van een voorschot van netto € 90 miljoen aan de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) redelijk is bepaald en waarvoor de minister van Economische Zaken (EZK) precies heeft betaald.
Dat voorschot is de minister van EZK namens de Staat in september 2019 in een voorlopig akkoord met Shell en ExxonMobil overeengekomen. Er is afgesproken om in het voorjaar van 2020 tot een definitieve vergoeding te komen aan de NAM, een dochteronderneming van Shell en ExxonMobil.
Het voorschot is enerzijds bedoeld als compensatie voor de opgelegde lagere gaswinning uit het Groningenveld. Anderzijds heeft de minister betaald voor de gewijzigde inzet van de gasopslag in Norg, waar de NAM nu buitenlands gas opslaat. Maar de Algemene Rekenkamer heeft niet kunnen achterhalen welke activiteiten de Staat precies heeft willen vergoeden voor de gewijzigde inzet van Norg. Gaat het om de inkoop van het buitenlandse gas of de opslag van dat gas in Norg of allebei? Daardoor is het niet mogelijk om vast te stellen hoe het overeengekomen voorschot is berekend. Vanwege het ontbreken van dergelijke informatie is ook niet duidelijk welk deel van het voorschot is bedoeld voor de gewijzigde inzet van de gasopslag en welk deel als compensatie van de lagere gaswinning.
Ondanks de grote tijdsdruk waaronder de minister van EZK een voorlopig akkoord heeft moeten afsluiten, onderstreept de Algemene Rekenkamer het belang van goede verantwoording over de besteding van publiek geld. Het is lastig voor het parlement om de betaling aan de NAM te controleren als onduidelijk is waaraan het geld precies is besteed. De Algemene Rekenkamer beveelt de minister van EZK onder andere aan om in een definitief akkoord over de versnelde beëindiging van gaswinning uit het Groningenveld duidelijke en afdwingbare prestatieafspraken te maken met Shell en ExxonMobil.