Financiële risico's voor Nederland bij internationale garanties
Garanties aan instellingen betrokken bij Europese schulden- en bankencrisis
Sinds het begin van de kredietcrisis in 2008 is de financiële binding van Nederland bij internationale instellingen die Europese landen en banken met financiële problemen steunen fors toegenomen. De Algemene Rekenkamer heeft van acht van deze instellingen in kaart gebracht wat de financiële binding is tussen Nederland en de instelling, wat het financiële profiel is van de instelling en wat de instelling doet aan risicobeperking.
Conclusies
Het financiële belang van de garanties en deelnemingen die Nederland heeft afgegeven aan de acht onderzochte instellingen is tussen 2008 en 2012 meer dan vertienvoudigd: van € 18,5 miljard in 2008 tot circa € 201 miljard in 2012. Deze grote toename gaat gepaard met een steeds grotere uitleencapaciteit van internationale instellingen, die daarmee meer risico’s zijn gaan dragen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk afgewenteld worden op de landen die garant staan, waaronder Nederland. Wij vinden het daarom van belang dat het parlement concreet inzicht heeft in de risico’s die worden gedeeld, de manier waarop de instellingen die risico’s beheersen, het vermogen van de instellingen om verliezen mee op te vangen en de omvang van de risico’s voor Nederland.
Omdat deze informatie nog niet op een overzichtelijke en onderling vergelijkbare manier beschikbaar is, brengen wij in dit rapport voor acht internationale instellingen in kaart:
- wat de financiële binding is tussen Nederland en de instelling;
- wat het financiële profiel is van de instelling;
- wat de instelling doet aan risicobeperking.
Informatie over het risicoprofiel van een instelling is van belang bij het aangaan of wijzigen van een garantie aan een instelling, omdat garanties tot uitbetaling kunnen komen.
Wij hebben drie recente casussen geanalyseerd over het aangaan of wijzigen van een garantie aan een instelling. De minister van Financiën had de Tweede Kamer explicieter en concreter kunnen informeren over het doel, de looptijd en de risico’s van de gewijzigde of nieuwe garantie. Dit is in lijn met de gedachte van de Commissie Risicoregelingen om het parlement proactief te voorzien van een passende en concrete beleidsmatige toelichting op voorstellen in deze sfeer.
Aanbevelingen
Sinds Prinsjesdag 2012 neemt de minister van Financiën in de rijksbegroting en de rijksverantwoording een integrale risicoanalyse op, waarin de ontwikkeling van de risico’s voor de overheidsfinanciën in beeld worden gebracht. We bevelen de minister aan om de informatie die hij in de integrale risicoanalyses verschaft te verrijken met zijn oordeel over de financiële soliditeit van de instellingen en de financiële risico’s die de Nederlandse begroting loopt. Dit sluit aan op de aanbevelingen van de Commissie Risicoregelingen om in de departementale begrotingen een aparte paragraaf op te nemen waarin onder meer aandacht wordt besteed aan uitstaande risico van de regeling, of het departement een begrotingsreserve aanhoudt en als dat niet het geval is hoe het departement dan eventuele verliezen wil opvangen en hoe de risico’s worden beheerst. De indicatoren voor het financieel profiel en risicoprofiel van de instelling die wij hebben gehanteerd voor onze factsheets, kunnen daarbij als voorbeeld dienen.
Wij bevelen de minister van Financiën ook aan om bij nieuw aan te gane financiële bindingen tijdig en expliciet aan het parlement aan te geven:
- welke afwegingen er ten grondslag liggen aan het voorstel (waarom deze regeling?);
- hoe de specifieke relatie tussen Nederland en de instellingen eruitziet (wat is precies de looptijd en welke activa en gebeurtenissen worden precies gegarandeerd?);
- tot welke wijzigingen in het financieel profiel van de instellingen het voorstel zou leiden (wat betekent de nieuwe garantie voor de uitleencapaciteit van de instelling en voor het risico dat Nederland als ‘deelnemer’ loopt?).
Reactie minister van Financiën
De minister van Financiën heeft op 25 september 2013 gereageerd op de conceptversie van ons rapport. De minister ziet belangrijke bezwaren in onze aanbeveling om de risicoanalyses te verrijken met een oordeel over de financiële soliditeit van individuele instellingen en de financiële risico’s voor de Nederlandse begroting. Volgens hem kan een publiek oordeel over de financiële soliditeit van een internationale instelling negatieve gevolgen met zich mee brengen voor de kredietwaardigheid van deze instelling. Wij begrijpen de gevoeligheden hieromtrent, maar vinden tegelijkertijd dat het parlement goed en overzichtelijk geïnformeerd dient te worden over de (financiële) risico’s die het Rijk aangaat en (cumulatief) loopt. Een allesomvattend oordeel over de financiële soliditeit van een instelling is wellicht (nog) een brug te ver. Wij dringen er toch op aan de door ons gehanteerde indicatoren voor het financieel profiel en risicoprofiel als voorbeeld te nemen voor de risicoparagraaf in de departementale begrotingen 2015.