Een zorgelijk gebrek aan daadkracht
Onderzoek naar de effectiviteit van zorgfraudebestrijding
De bestrijding van fraude met publiek zorggeld werkt in de praktijk niet of nauwelijks. Ondanks dat toezichthouders en opsporingsinstanties veel overleg hebben met zorgverzekeraars en gemeenten over vermeende gevallen van zorgfraude, is de pakkans voor fraudeurs laag.
Zelfs in gevallen waar de signalen van fraude zeer sterk zijn, worden nauwelijks resultaten geboekt. De Algemene Rekenkamer spreekt van een zorgelijk gebrek aan daadkracht.
De Algemene Rekenkamer heeft de aanpak van 14 zaken onderzocht met sterke fraudesignalen in 3 sectoren die door fraudebestrijders gevoelig worden geacht voor misbruik van zorggelden: de wijkverpleging, jeugdzorg en bij het beschermd en begeleid wonen. Daarnaast is de werking onderzocht van diverse samenwerkingsverbanden die er zijn om zorgfraude te bestrijden. Uit reconstructies van gevallen waarbij fraude wordt vermoed blijkt: wordt fraude wel aangetoond, dan leidt dit er meestal niet toe dat de fraudeur stopt of zelfs maar aanmerkelijk wordt gehinderd.
In de praktijk blijkt de aanpak niet of nauwelijks effectief
Wat zijn onze aanbevelingen?
We bevelen aan dat de ministers van VWS en voor Langdurige Zorg toezicht houden op de naleving van de verantwoordelijkheden en afspraken over inzet en prestaties van de organisaties die rechtstreeks onder hun ministeriële verantwoordelijkheid vallen (IGJ en NZa) of als opdrachtnemer voor deze minister werken (Arbeidsinspectie).
Verder wordt aanbevolen sluitende afspraken te maken met de minister van Financiën en de minister van Justitie en Veiligheid over de beschikbare inzet en de na te streven prestaties van Belastingdienst en FIOD respectievelijk het Openbaar Ministerie.
Ook zijn expliciete afspraken wenselijk wie bij sterke signalen van fraude de regie op de opvolging neemt, zodat ze sneller en waar nodig samen in actie komen om fraude aan te tonen en in te grijpen. Binnen de bestaande wettelijke kaders kan er meer gebeuren.
Waarom onderzochten we zorgfraude?
Nederlanders hechten veel waarde aan goede en betaalbare gezondheidszorg. Het thema eindigt steevast bovenin lijstjes over wat burgers belangrijk vinden. Niet zo vreemd dus dat er onrust ontstond toen media vanaf 2018 steeds nadrukkelijker gingen berichten over ondernemers in de zorg die het niet zo nauw nemen met de regels. Vooral het optreden van zogenoemde ‘zorgcowboys’ die hoge winsten behaalden, riep groot ongenoegen op, ook in de Tweede Kamer. Waren zulke winsten wel rechtmatig verkregen? En moest dit geld uit publieke middelen niet in de zorg zelf gestoken worden? Daarnaast speelde de vrees dat kwetsbare burgers de dupe werden van frauderende zorgaanbieders. De aanpak van zorgfraude is inmiddels een prioriteit geworden van het nieuwe kabinet. Maar wat is tot nu toe bereikt aan de aanpak van zorgfraude?
Welke onderzoeksmethoden gebruikten we?
Dit onderzoek is in de eerste plaats een onderzoek naar doeltreffendheid van de aanpak in de praktijk. Daarbij hebben we gekozen voor een ‘bottom-up’-benadering waarbij we vanuit de praktijk lessen konden formuleren voor ‘het systeem’.
Voor ons onderzoek namen we zaken met sterke signalen van zorgfraude als uitgangspunt. We onderzochten waartoe die signalen hebben geleid, als gevolg van de activiteiten van organisaties die zorgfraude bestrijden. De techniek die we daarbij toepasten heet ook wel procestracing: we verzamelden bij alle zorgfraudebestrijdende organisaties alle beschikbare informatie. Met die informatie hebben we een reeks van gebeurtenissen gereconstrueerd, waarin een verband tussen oorzaak en gevolg aannemelijk was.
Om in het onderzoek ook een algemener oordeel te kunnen geven over de doeltreffendheid van de zorgfraudeaanpak, selecteerden we voor de procestracing ‘kritische casussen’. Dat zijn casussen die in potentie over meer gaan dan over de gebeurtenissen in de casus alleen.
Omdat we vooraf niet zeker konden weten of alle belangrijke signalen van zorgfraude met het Informatieknooppunt Zorgfraude (IKZ) gedeeld zouden worden, selecteerden we ook casussen bij zorgverzekeraars en gemeenten. Verder zijn tientallen gesprekken gevoerd met betrokken instanties en documenten bestudeerd.
Welke data gebruikten wij in dit onderzoek?
Gegevens van de casussen zijn betrokken bij dit onderzoek.
Stand van zaken
Op ons verzoek heeft de minister voor Langdurige Zorg en Sport op de bevindingen in een brief gereageerd. Deze is terug te vinden op deze website. Het rapport is op 14 april 2022 naar de Tweede en Eerste Kamer gestuurd. Het rapport is gepubliceerd op de website van de Algemene Rekenkamer.