Regionale verschillen in langdurige zorg

Zorggebruik van ouderen en chronisch zieken per regio

Bestaande regionale verschillen in het gebruik van langdurige zorg laten zich niet makkelijk verklaren. Het is onzeker of het kabinet hierdoor een bezuiniging van € 0,5 miljard op het zorggebruik van ouderen en chronisch zieken kan realiseren. Diepgaander onderzoek is nodig om vast te stellen of doelmatiger gebruik van langdurige zorg in instellingen of aan huis mogelijk is door de regionale verschillen te verkleinen. Dit komt naar voren uit ons rapport Regionale verschillen in de langdurige zorg.

Conclusies

Uit dit onderzoek komen de volgende conclusies naar voren.

Meest verklarende variabelen bieden weinig mogelijkheden tot sturing

Uit onze analyse van de invloed van de verschillende variabelen op het zorggebruik blijkt dat óf en hoeveel zorg iemand gebruikt, het meest wordt verklaard door zijn of haar leeftijd, de samenstelling van het huishouden waarin hij of zij leeft en het huishoudinkomen. Ook de gezondheidstoestand en de hulpbehoevendheid van de cliënt zijn relevant voor het verklaren van het zorggebruik. Deze variabelen zijn niet of nauwelijks door beleid te beïnvloeden. Daarmee bieden ze weinig mogelijkheden tot sturen op doelmatiger zorggebruik.

Andere verklaringen nodig voor resterende regionale verschillen

De variabelen in ons onderzoek hebben de feitelijke verschillen in het regionaal zorggebruik deels kunnen verklaren. In welke mate alle door ons onderzochte variabelen samen het zorggebruik verklaren, verschilt per regio. We noemen deze verschillen de resterende regionale verschillen.

Terugdringen regionale verschillen zorggebruik Wlz op korte termijn moeilijk

De minister wil vanaf 2017 structureel € 0,5 miljard op de Wlz besparen door onder andere het terugdringen van regionale verschillen in indicatiestelling, zorggebruik en inkoopprijzen. Uit ons onderzoek blijkt dat het zorggebruik voor zorg met verblijf vooral wordt verklaard door leeftijd en samenstelling huishouden. Deze verklaringen bieden weinig sturingsmogelijkheden voor de minister om de regionale verschillen terug te dringen. Wij concluderen daarom dat de minister nog onvoldoende onderbouwing en onvoldoende concrete handvatten heeft om de ingeboekte besparing te realiseren.

Waarborg gemeenschappelijke taal in de zorgketen

Bij de uitvoering van ons onderzoek ondervonden wij dat de uitvoeringsorganisaties bij de registratie van gegevens verschillende definities hanteren en bepaalde gegevens niet registreren. Dit bemoeilijkt de gegevens uitwisseling binnen de keten. Een goede gegevensuitwisseling is nodig voor een goede samenwerking tussen de ketenpartners en voor de minister om de gehele keten in beeld te krijgen. Nu er vanaf 1 januari 2015 meer partijen betrokken zijn bij de langdurige zorg is het nog belangrijker dat al deze partijen dezelfde taal spreken (standaardisering).

Aanbevelingen

Op grond van onze conclusies zijn we tot de volgende aanbevelingen gekomen.

  • Wij bevelen de minister aan om op zoek te gaan naar aanvullende verklaringen voor de regionale verschillen in het zorggebruik. Als de minister meer inzicht heeft in welke verklaringen een rol spelen bij het zorggebruik, kan zij verantwoordelijke partijen vragen om dit inzicht te gebruiken bij het maken van (beleids)keuzes die de doelmatigheid van de langdurige zorg kunnen bevorderen.
  • Wij bevelen de minister aan om het vervolgonderzoek vooral in kwalitatieve zin voort te zetten: regio’s met elkaar vergelijken en verantwoordelijke partijen in de regio’s met elkaar in gesprek laten gaan over onze (kwantitatieve) resultaten.
  • Het is mogelijk dat de oorzaken van de niet-verklaarde verschillen wel door beleid beïnvloedbaar zijn. Als de minister de besparing inderdaad wil realiseren met het terugdringen van de regionale verschillen in het zorggebruik, bevelen wij haar aan om daar eerst aanvullend (kwalitatief) onderzoek naar te doen.
  • Daarnaast bevelen we de minister aan om te bezien in hoeverre de wijze van bekostiging van de Wlz een rol kan spelen bij het terugdringen van de regionale verschillen. We geven de minister hierbij in overweging om in de (nabije) toekomst bij de bekostiging het (op basis van objectieve variabelen berekende) verwachte zorggebruik als uitgangspunt te nemen waarbij Wlz-uitvoerders voor extra budget een inhoudelijke motivering moeten geven. Voorwaarde hiervoor is wel dat de minister samen met de Wlz-uitvoerders overeenstemming bereikt over de wijze van berekening van het verwachte zorggebruik.
  • We bevelen de minister aan zich ervan te verzekeren dat de nieuwe standaarden van het Zorginstituut Nederland niet alleen zorgen voor een gemeenschappelijke taal, maar ook zorgen voor een goede en volledige vastlegging en een goede aansluiting tussen de gegevens die elke partij verzamelt.

Reactie

De staatssecretaris van VWS reageert: Er zijn inderdaad weinig mogelijkheden om te sturen op de ontwikkeling van de zorgbehoeften. Dit hoeft niet te gelden voor de zorgverlening en de organisatie daarvan. De hervorming van de zorg moet juist een kanteling bewerkstelligen zodat, afhankelijk van wat een cliënt nog kan, de inzet van zorg passend is. Ook in regio’s met een hoog zorggebruik (door een hoge leeftijd) kan de doelmatigheid worden verbeterd, stelt de staatssecretaris.

Deze ambitie, schrijft de Algemene Rekenkamer in haar nawoord, gaat voorbij aan de boodschap dat de ingeboekte besparing onvoldoende onderbouwd is.