Resultaten verantwoordingsonderzoek 2019 De Koning
De Algemene Rekenkamer heeft onderzoek gedaan naar het Jaarverslag 2019 en de bedrijfsvoering van De Koning.
Onze conclusies
De minister-president, minister van Algemene Zaken (AZ), is verantwoordelijk voor het beheer van het begrotingshoofdstuk de Koning.
De transparantie over de kosten van het koningschap moet worden afgewogen tegen het belang van bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de Koning. De minister-president beoordeelt van geval tot geval of het openbaar belang dan wel het persoonlijk belang in het geding is. Hij beoordeelt of kosten een persoonlijk of een functioneel karakter hebben. De overwegingen daarbij worden vastgelegd, zodat het besluitvormingsproces achteraf voor ons reproduceerbaar is opdat we daar een oordeel over kunnen geven.
De informatie over de omvang en de opbouw van reserveringen voor langetermijninvesteringen moet voor de controle inzichtelijk zijn. De Auditdienst Rijk (ADR) en de Algemene Rekenkamer hebben inzicht in deze informatie. Het Ministerie van AZ overlegt periodiek met andere onderdelen van het Rijk over de vraag ten laste van welk begrotingshoofdstuk verschillende uitgaven komen die samenhangen met het koningschap.
De Koning ontvangt voor zijn persoonlijke (personele en materiële) kosten van het koningschap een vaste uitkering, de zogeheten B-component. De hoogte van de B-component is in 1972 bepaald en sindsdien, buiten de jaarlijkse indexatie, alleen in 2008 herzien. Wij bevelen de minister-president aan elke 5 jaar te beoordelen of de hoogte van deze B-component aangepast moet worden op basis van nieuwe ontwikkelingen.
Verder in het rapport
In de volgende hoofdstukken werken we de conclusies verder uit:
- Hoofdstuk 2, ‘Feiten en cijfers’: hierin geven we een korte beschrijving van begrotingshoofdstuk I de Koning en de financiële omvang van het begrotingshoofdstuk waarover wij ons oordeel geven.
- Hoofdstuk 3, ‘Financiële informatie’: hierin geven wij ons oordeel over de financiële informatie in het Jaarverslag 2019 van de Koning. Wij hebben vastgesteld dat de financiële verantwoordingsinformatie op totaalniveau rechtmatig, betrouwbaar en ordelijk is. Op artikelniveau is ons oordeel dat de financiële verantwoordingsinformatie rechtmatig, betrouwbaar en ordelijk is.
- Hoofdstuk 4, ‘Bedrijfsvoering’: hierin geven wij ons oordeel over de bedrijfsvoering van de Koning.
- Hoofdstuk 5, ‘Reactie van de minister en nawoord Algemene Rekenkamer’: hierin geven wij de reactie weer die wij op 28 april 2020 ontvingen van de minister van Algemene Zaken. De minister geeft in zijn reactie aan ons beeld over de financiële informatie en de bedrijfsvoering te delen. Een vijfjaarlijkse beoordeling of de hoogte van deze B-component aangepast moet worden op basis van nieuwe ontwikkelingen is volgens de minister niet nodig. In ons nawoord stellen wij vast dat de minister van AZ ons beeld over de financiële informatie en de bedrijfsvoering in grote lijnen deelt. Ten aanzien van de B-component vinden wij het belangrijk dat de hoogte van het bedrag recht doet aan de persoonlijke personele en materiele uitgaven van de Koning. De minister van AZ geeft aan dat voldoende ruimte aanwezig is om nieuwe ontwikkelingen op te vangen binnen de bestaande B-component. Wij vinden dat goed om te horen, maar op voorhand kan nooit worden uitgesloten dat bijstelling van de hoogte van de B-uitkering nodig is. Vandaar onze aanbeveling daar eenmaal per 5 jaar naar te laten kijken. Dat bevordert de navolgbaarheid en reconstrueerbaarheid van de tussentijds genomen maatregelen.