Toespraak Kees Vendrik bij zijn afscheid van de Algemene Rekenkamer

De betekenis van het fenomeen rekenkamer leer je het beste als het er niet of nauwelijks is. Dat ondervond ik zelf ook, in de buitenlandse contacten en projecten die de Algemene Rekenkamer sinds jaar en dag onderhoudt. Een mij dierbare internationale traditie, en onmisbaar voor een vitaal instituut. U zult het herkennen: Waar openbare financiën rafelen, is dat zelden het enige probleem. Dan faalt meestal ook de rechtstaat, is corruptie eerder regel dan uitzondering en is de publieke zaak de naam meestal niet waard. Naast professionele solidariteit is dat dé reden waarom rekenkamers elkaars steun verdienen: het gaat meestal om zoveel meer dan een rechtmatige besteding van publiek geld alleen. Dat onderstreepten we nog eens met ons afscheid cadeau twee jaar terug aan Saskia Stuiveling: the Art of Audit, een serie interviews van journalist Roel Jansen met leiders van rekenkamers. Het liet zien wat moedig leiderschap in het landschap van rekenkamers betekent. Denk aan Irak, Rwanda, Tunesië.

Dan doen we het in Nederland bepaald niet slecht op het terrein van de openbare financiën. Dat is veel waard. In de afgelopen jaren was ik meer dan eens onder de indruk van de vele mensen, kundig, slim, uitgerust met publiek engagement, ambtenaren, uitvoerders, en jawel ook politici, die zich dagelijks inzetten voor de publieke zaak. En met menig resultaat. Daar kan publiek vertrouwen uit geput worden, en waarschijnlijk meer dan velen in Nederland zich op dit moment beseffen. Ik vond het bijzonder en eervol om – met vele anderen – in die traditie te werken.

 Ja, die andere kant was er ook.

Zo maken we het ons soms wel erg moeilijk. In veel onderzoek, met name maar niet alleen op het terrein van de fiscale politiek en gezondheidszorg, heb ik me meer dan eens verbaasd over de hypercomplexiteit van de publieke financiën, de bekostiging, de verantwoording, de spelregels, de governance. De overheid is niet alleen met regelmaat onbegrijpelijk voor burgers. Het treft ook de professionals van de publieke zaak zelf.

Op andere momenten was het bevreemdend hoe slordig met uitvoering van beleid wordt omgesprongen. Politieke tijd is zo vaak een andere dan tijd voor uitvoerders. Dat is vreemd, al was het maar omdat de politici van dienst zich zouden kunnen realiseren dat het bijna altijd uitvoeringsongelukken zijn die een voortijdig einde van een politieke carrière inluidden.

Ook heb ik me meer dan eens verwonderd over het gebrek aan kennis over de daadwerkelijke effecten op belangrijke beleidsterreinen. Dat wringt des te meer, omdat de overheid niet slimmer uit de crisis gekomen. Tijd, ruimte en energie om grondig na te denken zijn schaarser geworden. Dat de hoog-ambtelijke Studiegroep Begrotingsruimte afgelopen zomer formerende partijen adviseerde een operatie ‘Inzicht in Kwaliteit’ te starten was terecht en is ons uit het hart gegrepen. Dat lijkt me geen overbodige luxe als je maatschappelijk ongenoegen probeert te begrijpen en te adresseren. Het laatste wat je je dan kan veroorloven – wil je geloofwaardig zijn – is je te verlaten op alternatieve feiten of fact free policies.

Dat gegeven maakt van deze stokoude rekenkamer (geboren in 1814) toch weer een instituut dat tegenwicht kan bieden in deze tijd. In de afgelopen zes jaar heb ik me veelvuldig de vraag gesteld of dat voldoende helpt. Ik vermoed van wel, maar het blijft een goede vraag. Daar zou de rekenkamer een onderzoek naar moeten doen. Dan zou het wel schelen als het nieuwe parlement zich nog eens over de begroting van de Hoge Colleges buigt.

Ik ben velen dank verschuldigd en ik noem enkelen.

Saskia Stuiveling, dat ik in 2011 kon toetreden tot het college is in hoge mate aan jou te danken. Zo kon ik ook op je rekenen bij de inburgering. Voor nieuwkomers is de Rekenkamer namelijk een intrigerende, soms labyrintische organisatie. En je komt er al snel achter dat overal, werkelijk overal over is nagedacht. Dat kan ook moeilijk anders als je al ruim 200 jaar bestaat. Aan vrijwel alles ligt evidence, een rationale, een historie of een verhaal ten grondslag. Dat is soms gekmakend, meestal geruststellend. Maar nooit een vrijbrief om achterover te leunen. Elk college heeft, zoals jij dat in 2011 opmerkte, de taak om de organisatie toekomstbestendig en duurzaam te maken. Ik heb getracht daaraan bij te dragen, met nieuwe strategie en vernieuwde koers in organisatie en werkwijze. Ik laat dat nu met gerust hart in handen van Arno, Francine en mijn opvolger. Collega’s, ook aan jullie veel dank voor de dagelijkse samenwerking.

Ik dank Ellen van Schoten en alle collega’s van de Rekenkamer voor de mooie en productieve jaren. Het was mij een eer en een genoegen.

Mijn dank gaat ook uit naar de vele professionele vrienden in het Umfeld van de Rekenkamer. Zoals het Ministerie van Financiën, het parlement, collega’s van planbureaus, adviesraden, universitaire contacten, toezichthouders en uitvoerders. We staan meer dan eens voor dezelfde publieke zaak.

Tenslotte dank ik mijn geliefde, mijn vrouw Natasja.

Goed. Tijd voor een Vexit.

Ik ga naar Triodos en die overstap is minder groot dan wellicht lijkt. Opnieuw een wereld van geld, opnieuw een wereld van publiek engagement. 0% rente, dat dan wel. Ik heb met Peter Blom en zijn collega’s mooie gesprekken gevoerd over de missie van de bank, hart gevolgd en hoofd gebruikt. Ik zie er naar uit om daar deel van uit te maken. Er is nog wel wat te doen in deze wereld en ik ben zeker nog niet klaar.

De betekenis van het fenomeen rekenkamer leer je het beste als het er niet of nauwelijks is. Dat ondervond ik zelf ook, in de buitenlandse contacten en projecten die de Algemene Rekenkamer sinds jaar en dag onderhoudt. Een mij dierbare internationale traditie, en onmisbaar voor een vitaal instituut. U zult het herkennen: Waar openbare financiën rafelen, is dat zelden het enige probleem. Dan faalt meestal ook de rechtstaat, is corruptie eerder regel dan uitzondering en is de publieke zaak de naam meestal niet waard. Naast professionele solidariteit is dat dé reden waarom rekenkamers elkaars steun verdienen: het gaat meestal om zoveel meer dan een rechtmatige besteding van publiek geld alleen. Dat onderstreepten we nog eens met ons afscheid cadeau twee jaar terug aan Saskia Stuiveling: the Art of Audit, een serie interviews van journalist Roel Jansen met leiders van rekenkamers. Het liet zien wat moedig leiderschap in het landschap van rekenkamers betekent. Denk aan Irak, Rwanda, Tunesië.

Dan doen we het in Nederland bepaald niet slecht op het terrein van de openbare financiën. Dat is veel waard. In de afgelopen jaren was ik meer dan eens onder de indruk van de vele mensen, kundig, slim, uitgerust met publiek engagement, ambtenaren, uitvoerders, en jawel ook politici, die zich dagelijks inzetten voor de publieke zaak. En met menig resultaat. Daar kan publiek vertrouwen uit geput worden, en waarschijnlijk meer dan velen in Nederland zich op dit moment beseffen. Ik vond het bijzonder en eervol om – met vele anderen – in die traditie te werken.

 Ja, die andere kant was er ook.

Zo maken we het ons soms wel erg moeilijk. In veel onderzoek, met name maar niet alleen op het terrein van de fiscale politiek en gezondheidszorg, heb ik me meer dan eens verbaasd over de hypercomplexiteit van de publieke financiën, de bekostiging, de verantwoording, de spelregels, de governance. De overheid is niet alleen met regelmaat onbegrijpelijk voor burgers. Het treft ook de professionals van de publieke zaak zelf.

Op andere momenten was het bevreemdend hoe slordig met uitvoering van beleid wordt omgesprongen. Politieke tijd is zo vaak een andere dan tijd voor uitvoerders. Dat is vreemd, al was het maar omdat de politici van dienst zich zouden kunnen realiseren dat het bijna altijd uitvoeringsongelukken zijn die een voortijdig einde van een politieke carrière inluidden.

Ook heb ik me meer dan eens verwonderd over het gebrek aan kennis over de daadwerkelijke effecten op belangrijke beleidsterreinen. Dat wringt des te meer, omdat de overheid niet slimmer uit de crisis gekomen. Tijd, ruimte en energie om grondig na te denken zijn schaarser geworden. Dat de hoog-ambtelijke Studiegroep Begrotingsruimte afgelopen zomer formerende partijen adviseerde een operatie ‘Inzicht in Kwaliteit’ te starten was terecht en is ons uit het hart gegrepen. Dat lijkt me geen overbodige luxe als je maatschappelijk ongenoegen probeert te begrijpen en te adresseren. Het laatste wat je je dan kan veroorloven – wil je geloofwaardig zijn – is je te verlaten op alternatieve feiten of fact free policies.

Dat gegeven maakt van deze stokoude rekenkamer (geboren in 1814) toch weer een instituut dat tegenwicht kan bieden in deze tijd. In de afgelopen zes jaar heb ik me veelvuldig de vraag gesteld of dat voldoende helpt. Ik vermoed van wel, maar het blijft een goede vraag. Daar zou de rekenkamer een onderzoek naar moeten doen. Dan zou het wel schelen als het nieuwe parlement zich nog eens over de begroting van de Hoge Colleges buigt.

Ik ben velen dank verschuldigd en ik noem enkelen.

Saskia Stuiveling, dat ik in 2011 kon toetreden tot het college is in hoge mate aan jou te danken. Zo kon ik ook op je rekenen bij de inburgering. Voor nieuwkomers is de Rekenkamer namelijk een intrigerende, soms labyrintische organisatie. En je komt er al snel achter dat overal, werkelijk overal over is nagedacht. Dat kan ook moeilijk anders als je al ruim 200 jaar bestaat. Aan vrijwel alles ligt evidence, een rationale, een historie of een verhaal ten grondslag. Dat is soms gekmakend, meestal geruststellend. Maar nooit een vrijbrief om achterover te leunen. Elk college heeft, zoals jij dat in 2011 opmerkte, de taak om de organisatie toekomstbestendig en duurzaam te maken. Ik heb getracht daaraan bij te dragen, met nieuwe strategie en vernieuwde koers in organisatie en werkwijze. Ik laat dat nu met gerust hart in handen van Arno, Francine en mijn opvolger. Collega’s, ook aan jullie veel dank voor de dagelijkse samenwerking.

Ik dank Ellen van Schoten en alle collega’s van de Rekenkamer voor de mooie en productieve jaren. Het was mij een eer en een genoegen.

Mijn dank gaat ook uit naar de vele professionele vrienden in het Umfeld van de Rekenkamer. Zoals het Ministerie van Financiën, het parlement, collega’s van planbureaus, adviesraden, universitaire contacten, toezichthouders en uitvoerders. We staan meer dan eens voor dezelfde publieke zaak.

Tenslotte dank ik mijn geliefde, mijn vrouw Natasja.

Goed. Tijd voor een Vexit.

Ik ga naar Triodos en die overstap is minder groot dan wellicht lijkt. Opnieuw een wereld van geld, opnieuw een wereld van publiek engagement. 0% rente, dat dan wel. Ik heb met Peter Blom en zijn collega’s mooie gesprekken gevoerd over de missie van de bank, hart gevolgd en hoofd gebruikt. Ik zie er naar uit om daar deel van uit te maken. Er is nog wel wat te doen in deze wereld en ik ben zeker nog niet klaar.