Focus op de nettobetalingspositie van Nederland
Saldo betalingen en ontvangsten Nederland in de EU
Een terugkerende thema bij de onderhandelingen over een nieuw meerjarig financieel kader voor de Europese Unie is de vraag welke lidstaten in welke mate meer aan de EU afdragen dan ontvangen. Deze zogenoemde nettobetalingspositie is in dit onderzoek van de Algemene Rekenkamer precies in kaart gebracht. Hoeveel betaalt Nederland aan de Europese Unie en hoeveel geld komt er via EU-subsidies elk jaar terug? En waarom verschillen ‘Den Haag’ en de Europese Commissie van mening over hoeveel Nederland afdraagt, terwijl het geld wel wordt overgemaakt? De Algemene Rekenkamer zet over deze veelgestelde vragen de feiten op een rij, met de cijfers van de afgelopen 6 jaar.
Het onderzoeksrapport Focus op de nettobetalingspositie van Nederland – Saldo betalingen en ontvangsten Nederland in de EU laat zien op basis van welke kengetallen, zoals het nationaal inkomen, de afdrachten berekend worden. Het rapport schetst hoe de ontstaansgeschiedenis van de financiering van de EU tot verschillende definities van de nettobetalingspositie heeft geleid. Ook is in kaart gebracht wat het effect is van de kortingen die Nederland krijgt op de EU-afdracht.
Over de verdeling van het beschikbare budget voor de periode 2021-2027 van de Europese Unie over de 27 lidstaten lopen momenteel onderhandelingen tussen de Raad van de EU (ministers van Buitenlandse Zaken) en het Europees Parlement.
Hardnekkig meningsverschil
Vorig jaar was Nederland na Duitsland qua percentage van het nationaal inkomen de grootste nettobetaler aan de EU – in 2014 was Nederland de grootste contribuant. In de tussenliggende jaren betaalde Nederland ook meer dan dat het uit ‘Brussel’ ontving, maar droegen Duitsland en Zweden per saldo meer bij. Tenminste, als we de cijfers van de Europese Commissie volgen.
Volgens de zogenoemde boekhoudkundige definitie die Nederland hanteert zou Nederland elk jaar in de periode 2014-2019 de grootste nettobetaler aan de EU zijn geweest. Dit komt omdat ‘Den Haag’ alle ontvangsten van en afdrachten aan de EU meetelt, dus ook de douanerechten (invoerheffingen) die onder andere in de Rotterdamse haven geïnd worden. De Europese Commissie hanteert een andere methode en telt sommige nationale afdrachten, zoals de douanerechten, en inkomsten niet mee bij het bepalen welke landen de grootste betalers of ontvangers zijn. Dit meningsverschil uit zich sinds de jaren ‘90 in de presentatie van cijfers over hoeveel lidstaat Nederland afdraagt en via subsidies of andere bijdragen van ‘Brussel’ ontvangt.
De Algemene Rekenkamer neemt hierover geen standpunt in. Dit rapport geeft geen oordelen of aanbevelingen.
Volgens de boekhoudkundige definitie is Nederland in de gehele periode de grootste nettobetaler geweest. België verandert bij deze definitie in een netto-ontvanger
Korting op hoge afdracht
In dit rapport wordt het effect van de kortingen die sommige lidstaten op de afdracht krijgen in kaart gebracht. Nederland en diverse andere welvarende landen die aan de EU meer betalen dan ontvangen, hebben een korting op de afdracht sinds 2002. Het Verenigd Koninkrijk kreeg sinds 1985 zo’n korting op de afdracht, nadat de Britse premier Thatcher die bedong. Het VK maakt sinds dit jaar geen deel meer uit van de EU.
Nederland betaalde netto € 5,5 miljard in 2019
De nettobetalingspositie zegt iets over de directe financiële stromen, maar geeft geen beeld van het saldo van maatschappelijke baten en lasten van de EU voor Nederland.
In 2019 hebben 10 van de (toen) 28 lidstaten volgens de methode van de Europese Commissie meer betaald dan ontvangen van de EU. Volgens de Nederlandse meetmethode ligt dit anders; België wordt van nettobetaler netto-ontvanger, omdat in de boekhoudkundige definitie ontvangsten voor de in België gevestigde EU-instellingen worden meegerekend. En Spanje en Ierland worden dan nettobetaler aan de EU.
Over 2019 heeft Nederland € 8,1 miljard betaald en € 2,6 miljard ontvangen, dus netto € 5,5 miljard bijgedragen. Volgens de boekhoudkundige definitie die Nederland hanteert is de netto EU-afdracht 0,67 % van het bruto nationaal inkomen (berekening Europese Commissie: 0,35 % bni).
Welke methoden hanteerden wij in ons onderzoek?
In dit onderzoek hebben we de boekhoudkundige definitie die Nederland gebruikt vergeleken met de zogenoemde operating budgetary balance, de definitie die de Europese Commissie hanteert. De Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken rapporteert jaarlijks aan het Nederlandse parlement over de afdrachten en inkomsten. De Commissie publiceert echter volgens de eigen definitie andere cijfers.
De Algemene Rekenkamer geeft de achtergrond hiervan en geeft feitelijke informatie in dit focusonderzoek over de formele posities die de Europese Commissie en Nederland in de loop der jaren hebben ingenomen. Diverse documenten van de Commissie zijn in dit onderzoek geraadpleegd, naast documenten van de Nederlandse ministeries van Buitenlandse Zaken en van Financiën.
Waarom onderzochten wij de nettobetalingspositie?
De nettobetalingspositie is een van de elementen in lopende onderhandelingen over de EU. De lopende onderhandelingen over het meerjarig financieel kader van de EU voor de komende 7 jaar moeten uitwijzen wat er verandert. In de Europese Raad hebben de regeringsleiders vooralsnog afgesproken dat Nederland (evenals sommige andere lidstaten) ook komende jaren mag rekenen op een korting. Verder wordt de vergoeding voor het heffen van douanerechten verhoogd. Het Europees Parlement moet nog instemmen met dat voorlopig akkoord.
Stand van zaken
Het rapport is op 14 oktober 2020 gepubliceerd en naar het parlement gestuurd. Ook andere betrokken instanties zullen over onze bevindingen geïnformeerd worden.