Hoe zorgt de EU ervoor dat de begrotingen van EU-lidstaten aan de budgettaire spelregels voldoen?
In het Verdrag van Maastricht uit 1992 hebben de lidstaten van de EU de basis gelegd voor de coördinatie van hun begrotings- en macro-economisch beleid, en voor een gemeenschappelijke munt. Volgens de daarbij horende begrotingsregels mag het begrotingstekort van een EU-lidstaat niet groter zijn dan 3% van het bruto binnenlands product (bbp). En de overheidsschuld mag niet groter zijn dan 60% van het bbp. Deze regels zijn nader uitgewerkt in het Stabiliteits- en Groeipact uit 1997.
De financiële en economische crisis die in 2008 uitbrak, zette het begrotingsbeleid van de lidstaten onder druk. Sinds 2011 zijn de regels aangescherpt. Het Europees Semester is sindsdien het kader waarmee de Europese Commissie het economisch, budgettair en werkgelegenheidsbeleid van de EU-lidstaten coördineert.
De naleving en de handhaving van de regels laten een wisselend beeld zien. Uit onderzoek dat wij in 2014 hebben verricht, komt naar voren dat in de periode 1997-2012 de Europese regels voor toezicht op het begrotingsbeleid van de lidstaten niet volledig en consequent werden toegepast. Slechts een enkele keer werd in die periode een land aangemaand, en financiële sancties werden nooit opgelegd.
Er zijn sinds 2011 meer mogelijkheden ontstaan voor de EU om toezicht te houden en lidstaten aan te spreken op hun begrotingsbeleid en hun macro-economisch beleid. Maar de instrumenten die de EU heeft om feitelijk iets te veranderen in dit beleid van lidstaten zijn nog steeds beperkt.
In oktober 2021 gaf de Europese Commissie het startsein voor een publiek debat over de gewenste richting voor het Europees economisch bestuur in de toekomst. Op 26 maart 2023 kwam de Europese Commissie met haar voorstellen, waarin wordt ingezet op een meer landen-specifieke benadering, rekening houdend dus met de omstandigheden in een lidstaat. Op 20 december 2023 werd hierover een akkoord bereikt door de ministers van Financiën van de EU. Hierbij is onder andere afgesproken dat lidstaten met een staatsschuld boven de 60% moeten streven naar een structureel begrotingstekort van maximaal 1,5% bbp. Naarmate de staatsschuld hoger is, moeten de EU-landen de schuld met een hoger percentage laten afnemen.