Volwassenen met moeite met taal of rekenen: kloof tussen probleem en aanpak via rijksbeleid
Onduidelijk wat rijksbeleid bijdraagt aan afname aantal laaggeletterden
De aanpak die de rijksoverheid hanteert om laaggeletterdheid onder volwassenen te verminderen past onvoldoende bij de omvang van het probleem. De minister van Onderwijs zegt dat het om 1,3 miljoen mensen gaat, maar volgens de Algemene Rekenkamer gaat het om 2,5 miljoen. De doelen van het kabinet zijn alleen gericht op taal, bescheiden en niet gericht op ‘geletterd worden’. Het is onduidelijk wat het rijksbeleid bijdraagt aan een afname van het aantal laaggeletterden. De Algemene Rekenkamer concludeert na onderzoek naar het rijksbeleid voor burgers die moeite hebben met de Nederlandse taal en met rekenen, dat er een kloof zit tussen (de omvang van) het probleem en de gekozen aanpak.
Op internationale lijstjes staat Nederland goed aangeschreven met relatief weinig laaggeletterden. Desalniettemin gaat het volgens berekeningen van de Algemene Rekenkamer om 2,5 miljoen inwoners van 16 jaar en ouder die niet of onvoldoende vaardig zijn in de Nederlandse taal of in rekenen. De 1,3 miljoen volwassenen die de minister van OCW noemt – sinds dit jaar wordt zij in dit beleid bijgestaan door bewindspersonen van SZW en VWS - betreft alleen mensen tussen 16 en 65 jaar die moeite hebben met de taal. De bewindspersonen laten 65-plussers en mensen die moeite hebben met rekenen buiten beschouwing, terwijl het rijksbeleid sinds 2012 zowel op laaggeletterden als op laaggecijferden is gericht, zo schrijft de Algemene Rekenkamer op 20 april 2016 in Aanpak van laaggeletterdheid.
Ambitie van minister bescheiden
In 2015 was € 65 miljoen rijksgeld beschikbaar, voor dit jaar € 74 miljoen. Van dit bedrag wordt € 56 miljoen via gemeenten verdeeld over ROC-instellingen en andere aanbieders van cursussen voor volwassenen. De rest van het rijksbudget is beschikbaar voor het ontwikkelen van lesmateriaal en taalnetwerken. Daarvan mag de Stichting Lezen & Schrijven € 11 miljoen uitgeven voor onder meer de samenwerking tussen lokale en landelijke organisaties.
In de jaren 2012-2015 waren er in het rijksbeleid tegen laaggeletterdheid geen concrete doelen voor het verbeteren van de taalvaardigheid beschreven. De ambities van de betrokken bewindspersonen zijn voor 2016-2018 bescheiden: 45.000 volwassenen beginnen aan een taalcursus en 45.000 personen verbeteren hun taalbeheersing. Dat komt neer op een ambitie om 5 % van de doelgroep te bereiken. Deze taalcursussen zijn niet gericht op het behalen van taalbeheersing op vmbo-niveau, wat overeen komt met de definitie van geletterd zijn. Alleen een niet nader omschreven ‘verbetering’ van de taalbeheersing wordt beoogd.
De doelen van de bewindspersonen zijn alleen op taal gericht, niet op rekenen. De minister van Onderwijs heeft naar aanleiding van een motie van de Tweede Kamer in het actieprogramma 2016-2018 versterking van digitale vaardigheden opgenomen. De minister heeft echter geen instrumenten om deze vaardigheden bij burgers te vergroten; de wet staat niet toe dat rijksgeld voor computercursussen wordt ingezet.
Kamer weet niet of probleem door het beleid slinkt
Omdat de minister van OCW niet weet in hoeverre mensen na een cursus ‘geletterd’ zijn, heeft zij geen zicht op een afname van het aantal laaggeletterden door het beleid. De minister biedt daardoor de Tweede Kamer hier ook geen informatie over. De minister heeft aangegeven dat zij niet méér mensen kan bereiken als zij een ruimer budget zou hebben. Een enquête van de Algemene Rekenkamer – als onderdeel van dit onderzoek - wijst uit dat er momenteel in diverse regio’s wachtlijsten bestaan voor deze cursussen voor volwassenen.
Reactie minister en nawoord Algemene Rekenkamer
In haar reactie op de aanbevelingen stelt de minister van OCW, mede namens de minister van SZW en staatssecretaris van VWS, dat laaggeletterdheid een urgent, maar ook weerbarstig en complex maatschappelijk probleem is. De doelgroep groeit door nieuwkomers en meer ouderen. Zij verwacht niet dat het aantal laaggeletterden snel zal dalen, ondanks de inzet van vele docenten, vrijwilligers en maatschappelijke organisaties. Zij erkent dat er wachtlijsten bestaan. Volgens de minister ontbreekt het aan betrouwbare cijfers over het aantal laaggeletterde 65-plussers. De kennis over de mate waarin volwassenen laaggecijferd zijn wil de minister de komende jaren verruimen. Het aanbod van cursussen gericht op leren rekenen moet toenemen.
De Algemene Rekenkamer schrijft in het nawoord dat de aanpak hinkt op twee gedachten: de bewindspersonen streven een structurele afname van het aantal laaggeletterden na, maar willen zich niet vastleggen op het aantal volwassenen dat door rijksbeleid geletterd en gecijferd wordt. Op de vaststelling dat de doelgroep niet uit 1,3 miljoen maar 2,5 miljoen personen bestaat, reageert de minister niet. Een toezegging bij de evaluatie van de wet volwasseneneducatie biedt kansen om te zien of rijksmaatregelen resultaat hebben voor de wachtlijsten.