Re-integratie van oudere werklozen

Rapport behorend bij verantwoordingsonderzoek naar begrotingshoofdstuk XV

Van de langdurig werklozen in ons land is meer dan 40% vijftig jaar of ouder. Het is voor hen extra moeilijk om weer aan de slag te komen. Daarom voert het Rijk gericht beleid voor de re-integratie van oudere werklozen. Hoeveel kost dit beleid en wat levert het op?

Conclusies

Wij hebben gekeken naar acht beleidsinstrumenten die de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) inzet om werkloze mensen van vijftig jaar en ouder aan werk te helpen. Het gaat onder meer om kortingsregelingen voor werkgevers en uitzendbureaus die ouderen aan werk helpen, om proefplaatsingen, netwerktrainingen en scholingsvouchers. De minister blijkt niet van al deze beleidsinstrumenten te weten hoeveel geld ermee gemoeid is en hoeveel oudere werklozen hij ermee bereikt. Ook is niet bekend hoeveel oudere werklozen inderdaad weer aan het werk komen als gevolg van zijn re-integratiebeleid.
Deze conclusies zijn gestoeld op volgende onderzoeksuitkomsten.

Weinig inzicht in aantal bereikte oudere werklozen en financieel belang

De minister van SZW weet van vier van de acht door ons onderzochte beleidsinstrumenten niet hoeveel oudere werklozen hiervan gebruikmaken. Het gaat om de volgende vier stimulerende maatregelen:

  • mobiliteitsbonus/premiekorting, waarmee werkgevers worden gestimuleerd om oudere werklozen aan te nemen door middel van een korting op de werknemersverzekeringpremies tot maximaal € 7.000 per jaar gedurende maximaal drie jaar;
  • no-riskpolis WW, waarmee werkgevers worden gestimuleerd om oudere werklozen aan te nemen door middel van compensatie voor loondoorbetaling in geval van ziekte van een oudere werknemer gedurende meer dan dertien weken;
  • proefplaatsingsregeling, waarmee werkgevers worden gestimuleerd om werklozen (waaronder ouderen) aan te nemen door middel van een proefperiode van twee maanden om uit te proberen of de werkloze voldoet aan de verwachtingen;
  • Campagne Open voor 50+, waarmee werkgevers door middel van een multimediacampagne bewust worden gemaakt van de kwaliteiten van oudere werkzoekenden.

Van de twee eerstgenoemde beleidsinstrumenten weet de minister ook niet hoeveel geld hiermee voor de specifieke doelgroep van oudere werklozen gemoeid is. Dit is opmerkelijk, want het gaat hier om basisgegevens die nut en noodzaak van het re-integratiebeleid moeten ondersteunen.

Effectiviteit van beleid grotendeels onbekend

Er zijn nauwelijks gegevens bekend over de effectiviteit van de beleidsinstrumenten die de minister inzet om oudere werklozen weer aan het werk te helpen. Voor slechts één van de door ons onderzochte acht beleidsinstrumenten – de proefplaatsingsregeling – is onderzoek gedaan naar de mate waarin ouderen als gevolg van dat instrument weer aan het werk komen. Voor de overige instrumenten ontbreekt dergelijk onderzoek.
Van de mobiliteitsbonus/premiekorting, waar het grootste deel van het budget van de acht door ons onderzochte instrumenten heen gaat, is wel vastgesteld dat dit instrument in theorie de kans op werk voor oudere werknemers vergroot.

Aanbevelingen

Wij bevelen de minister van SZW aan om:

  • vast te leggen hoe voor elk beleidsinstrument zal worden gemeten hoeveel ouderen worden bereikt en welke uitgaven hiermee zijn gemoeid, zodat hierin structureel inzicht ontstaat;
  • deze kerngegevens waar mogelijk beschikbaar te stellen als ‘open data’ in het kader van de publieke verantwoording;
  • vast te leggen hoe de effectiviteit van de beleidsinstrumenten zal worden gemeten en daarbij zo mogelijk gebruik te maken van al beschikbare informatie;
  • hiertoe de noodzakelijke aanpassingen door te voeren in de systemen voor de registratie van de mobiliteitsbonus/premiekortingen, zodat deze bruikbaar worden voor het volgen van het aantal gebruikers en voor het meten van de effectiviteit.

Reactie minister van SZW

De minister van SZW gaat bezien hoe de effecten van het actieplan om langdurige werkloosheid van ouderen tegen te gaan kunnen worden gemeten.
Voor het beschikbaar stellen van de kerngegevens als open data verwijst de minister naar de activiteiten die rijksbreed in het kader van de Nationale Open Data Agenda worden ondernomen.
Tot slot geeft de minister aan dat hij in overleg is met de Belastingdienst en het UWV om na te gaan of en hoe de kosten van het gebruik van de mobiliteitsbonus voor oudere werklozen en het aantal deelnemers van deze regeling beter in beeld kunnen worden gebracht.

In ons nawoord merken wij op dat het niet duidelijk is of de minister het inzicht dat hij wenst te hebben op kosten en gebruik van de mobiliteitsbonus/premiekorting, ook nastreeft bij de andere beleidsinstrumenten.
Verder wijzen wij erop dat ‘informatie vergaren’ geen doel op zichzelf is, maar een hulpmiddel bij de beoordeling of beleid werkt, effectief en efficiënt is. Het zou goed zijn als de minister ervoor zorgt dat deze beoordeling deel uitmaakt van zijn komende actieplan voor oudere werklozen.