Kanttekeningen Algemene Rekenkamer bij berekening Defensie
De Algemene Rekenkamer onderzocht de verzekering van de minister van Defensie dat de krijgsmacht met 37 JSF’s én permanent het Nederlandse luchtruim kan bewaken én langdurig met vier toestellen elders in de wereld een missie kan uitvoeren én goed getraind kan blijven.
De Algemene Rekenkamer liet de Tweede Kamer in het rapport ‘Validering nota In het belang van Nederland’ weten dat zij niet overtuigd was van de verzekering van de minister dat de krijgsmacht met 37 JSF’s én permanent het Nederlandse luchtruim kan bewaken én langdurig met vier toestellen elders in de wereld een missie kan uitvoeren én goed getraind kan blijven. In haar rapporten en brieven aan de Tweede Kamer wees de Algemene Rekenkamer op verschillende zwakke punten in de berekening van de minister. Zo had de minister volgens de Rekenkamer geen rekening gehouden met zogenaamde ‘gastvliegers’ ofwel ‘supportvliegers’, personeel dat weliswaar vlieguren maakt, maar geen combat ready vlieger is. Eveneens had de minister buiten de berekeningen gehouden dat de luchtmacht tot 2025 veel meer toestellen in de VS nodig had voor de opleiding van de eerste groep vliegers. Als reactie hierop organiseerde de minister de benutting van supportvluchten beter en de opleiding van de vliegers in de VS efficiënter. Op papier zou het nu moeten passen, mits zich bij de JSF niet dezelfde onderhoudsproblemen zullen voordoen als elders in de krijgsmacht.
De Algemene Rekenkamer merkte tevens op dat de minister van Defensie in de berekening geen rekening had gehouden met de vele vlieguren die worden gebruikt bij inzet. We illustreren dit aan de hand van een voorbeeld. In 2015 had de luchtmacht voor inzet van de F-16 in Jordanië ruim 2/3e deel van het totale vliegurenbudget verbruikt.
Inzetbaarheid jachtvliegtuigen tijdens een missie
De gevolgen van inzet zijn dat de systematiek niet langer opgaat. We laten dat zien.
- Doordat er zoveel vlieguren in de missie worden gevlogen, resteren in Nederland onvoldoende vlieguren om én de QRA én de training uit te voeren.
- Omdat op de QRA niet gekort kan worden, schiet de training erbij in. Dit is ernstig omdat hierdoor vliegers niet langer combat ready zijn.
Draaiknoppen in de berekening
De berekening laat zien dat vooral het aantal combat ready vliegers bepalend is hoeveel toestellen voor een missie ingezet kunnen worden. Om die vliegers combat ready te krijgen, zijn vlieguren nodig en daarvoor zijn toestellen nodig.
De luchtmacht heeft enkele mogelijkheden om de systematiek aan te passen.
- De 5 toestellen in de VS zijn nodig omdat per jaar 4 nieuwe vliegers opgeleid moeten worden. Dat komt omdat de Nederlandse luchtmacht er vanuit gaat dat een vlieger 10 jaar in actieve (vlieg-)dienst is, voor hij doorstroomt naar andere functies. De luchtmacht zou de actieve dienst op kunnen rekken om zo minder vliegers op te hoeven leiden. Dit zou leiden tot de noodzaak om minder toestellen in de VS te hoeven hebben. Het gaat wel ten koste van de carrièreperspectieven van de vliegers.
- De 210 vlieguren per toestel per jaar zijn een keuze. De F-16 vloog in het verleden 180 vlieguren per jaar en inmiddels zelfs maar 164. Hoe hoger het aantal vlieguren per jaar hoe hoger de exploitatiekosten (die zijn bij de JSF ook begrensd) en hoe eerder het toestel weer vervangen moet worden.
- Het JOP van 180 uur is gebaseerd op NAVO-normen. Het betreft werkelijk gevlogen uren en komt bovenop de training in simulators. Het helpt de luchtmacht dus niet om het JOP te verminderen en meer te trainen in simulatoren. Naarmate simulatoren beter worden, zouden in NAVO-verband nieuwe normen voor het JOP afgesproken kunnen worden.
- Het beperken van de aftrek van 20% voor uren die geen effectieve bijdrage aan combat readiness leveren is theoretisch mogelijk. Zo is de luchtmacht van plan om het gebruik van vlieguren voor supportvliegers beter in te plannen. Op papier helpt dit, maar het is onduidelijk of het in de praktijk werkbaar is.
- De NAVO-norm van 2 vliegers per toestel bij inzet geldt omdat dan het toestel optimaal inzetbaar is. Als Nederland slechts 1 vlieger er toestel meestuurt, is de inzet aanzienlijk minder effectief.
- De luchtmacht kan de training gedurende de inzet opschorten. Het is deze weg die de luchtmacht tot dusver heeft gevolgd, met ernstige schade voor de gereedheid en de inzetbaarheid.
Dat gebrek aan training ernstige schade oplevert voor gereedheid en inzetbaarheid van de krijgsmacht is door ons geconcludeerd in onze onderzoeken naar de Verantwoording van het Ministerie van Defensie over 2014, 2015 en 2016. De eenzijdigheid van de acties in de inzet maakt dat de ingezette vliegers niet meer combat ready zijn. En zonder training daalt het aantal combat ready vliegers waarover de luchtmacht beschikt zeer sterk. Pas als de inzet stopt, kan dit worden ingehaald. Het gevolg is dat de luchtmacht missies niet langdurig kan volhouden.
De verzekering van de minister van Defensie dat “de krijgsmacht met 37 JSF’s én permanent het Nederlandse luchtruim kan bewaken én langdurig met vier toestellen elders in de wereld een missie kan uitvoeren én goed getraind kan blijven” overtuigde ons daarom niet.