Prinsjesdag is feest
Weblog
Tot de jaren tachtig was Prinsjesdag echt de opening van het parlementaire jaar. Sindsdien is het vooral de ceremoniële bekendmaking van de regeringsplannen door de koning, met als hoogtepunten de troonrede in de Ridderzaal en de aanbieding van de miljoenennota en ontwerpbegrotingen door de minister van Financiën in de Tweede Kamer.
De Algemene Rekenkamer werd in de troonrede nog nooit door het staatshoofd genoemd. Al scheelde het een haar of koning Willem I had dat in 1819 wel gedaan. Maar de koning moest verstek laten gaan vanwege een sterfgeval in de koninklijke familie. Daarom werd in 1819 geen ‘troonrede’ maar een ‘openingsrede’ uitgesproken door de minister van Binnenlandse Zaken. Die minister heette wel heel toepasselijk Patrice de Coninck.
Hij zei: “Ik hoop wijders, in den loop dezer zitting, het ontwerp der instructie voor de Algemeene Rekenkamer aan Uwe Vergadering te kunnen inzenden, en daarmede de regeling te voltooien van al hetgeen, op het stuk der financiën, aan de wetgevende magt is voorbehouden gebleven” (18 oktober 1819).
Dat was de enige keer dat de woorden ‘Algemene Rekenkamer’ door de Ridderzaal galmden. Dat het bij die ene keer is gebleven heeft een goede reden. Prinsjesdag is het democratisch ontmoetingspunt van de regering en de volksvertegenwoordiging. De Nationale ombudsman, de Raad van State, de Hoge Raad en de Algemene Rekenkamer zijn aanwezig als genodigden. We luisteren naar de troonrede, lezen de miljoenennota en bestuderen de ontwerpbegrotingen met een andere invalshoek; over anderhalf jaar brengt de Algemene Rekenkamer verslag uit van de resultaten op de derde woensdag in mei.
De grote aandacht voor Prinsjesdag laat zien dat politiek en media gericht zijn op de toekomst en het maken van plannen. Het realiseren ervan is een ander chapiter. De Algemene Rekenkamer kijkt daarom met een andere blik naar de stukken die het kabinet zo feestelijk presenteert op Prinsjesdag. Hebben de voorstellen duidelijke doelstellingen? Worden risico’s goed in kaart gebracht? Is het financieel gezien transparant en navolgbaar? Achteraf moeten we regelmatig constateren dat dit niet het geval is. Is dat saai, niet-relevant boekhoudkundig geneuzel? Kijk dan eens naar de volgende voorbeelden.
Op Prinsjesdag ontbreekt het niet aan goede bedoelingen. Maar goede bedoelingen leiden niet automatisch tot goede resultaten.
Neem de ontwerpbegroting Binnenlandse Zaken. De ambitie is aan het eind van de kabinetsperiode (2021) zo’n 50.000 nieuwbouwwoningen aardgasvrij op te leveren. Daarnaast zou er een korting op de verhuurdersheffing van € 100 miljoen worden ingevoerd om sociale woningen beter te isoleren. Maar in de ontwerpbegroting vinden we geen duidelijke bestedingsplannen voor die maatregelen. Hoe kun je dan in de verantwoording tussentijds beoordelen of de doelen om aardgasvrije en duurzamere woningen te bouwen, gehaald worden?
Bij de begroting van het Ministerie van Defensie is iets anders aan de hand. Defensie kan de komende jaren rekenen op honderden miljoenen extra voor investeringen die de slagkracht van het leger moeten verbeteren en cyberveiligheid moeten versterken. Ook de arbeidsvoorwaarden van het defensiepersoneel moeten verbeterd. Daar is in het regeerakkoord veel geld voor uitgetrokken. Maar de ontwerpbegroting leert dat nog maar € 55 miljoen daadwerkelijk is toegekend in 2019. De minister van Defensie kan het in theorie beschikbare geld niet zo snel uitgeven en dus zullen ook de resultaten pas later zichtbaar kunnen zijn. Het aantrekken en opleiden van mensen en het investeren in nieuw materieel kost gewoon meer tijd.
Een belangrijke ontwikkeling die zeer waarschijnlijk al komend jaar de rijksbegroting gaat raken, is de brexit. De minister van Financiën waarschuwt daar in de miljoennota ook voor. Maar hij heeft dat nog niet verwerkt in de begroting. Toch zal die informatie tijdig met het parlement moeten worden gedeeld.
Deze voorbeelden leren dat het op Prinsjesdag niet aan goede bedoelingen ontbreekt. Maar goede bedoelingen leiden niet automatisch tot goede resultaten. Pas over anderhalf jaar, mei 2020, wordt duidelijk waaraan het geld daadwerkelijk is uitgegeven en welke resultaten ermee zijn geboekt.
Daarom zeg ik wel eens dat de rol van de Algemene Rekenkamer is: het licht aandoen als anderen een leuk feestje vieren. Geen wonder dus dat we nooit worden genoemd.