Opgesloten data
Weblog
Als je in Nederland wordt veroordeeld voor een strafbaar feit, dan ben je de fout ingegaan. Niet zo gek dus dat veel veroordeelden ook te maken hebben met psychische klachten, die mede kunnen leiden tot verkeerd gedrag. Voor die mensen is er zogenaamde forensische zorg. Geestelijk gezondheidszorg voor mensen die strafrechtelijk veroordeeld zijn.
Onbewust denken we dan al snel aan mensen die de ergste misdaden hebben begaan en die in een gesloten instelling een gedwongen behandeling ondergaan voor zware psychische stoornissen. Dit hoort inderdaad ook bij de forensische zorg. Minder mensen zullen echter weten dat de meeste forensische zorg niet binnen zo’n gesloten instelling wordt verleend. Maar ‘ambulant’ zoals dat dan heet. De behandeling kan ook buiten de gevangenismuren zijn, omdat niet elke veroordeelde ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf krijgt opgelegd.
Onbewust denken we dan ook al snel aan het collectieve doel van forensische zorg: de maatschappij beschermen tegen gedrag dat kan voortkomen uit psychische stoornissen. Dit is echter maar één doel van de forensische zorg. Voor de veroordeelden zelf is er een ander doel: het behandelen van hun klachten, zodat ze herstellen. Als dat lukt, wordt daarmee niet alleen de maatschappij geholpen, maar ook het individu zelf.
De rijksoverheid geeft ieder jaar een kleine miljard euro aan publiek geld uit voor de inkoop van forensische zorg. Reden voor de Algemene Rekenkamer om onderzoek te doen naar wat er met dat publiek geld eigenlijk bereikt wordt. Is de maatschappij beter beschermd? Worden veroordeelden goed en tijdig behandeld?
Wat mij nog het meest verbaast, is dat we aan de ene kant veel publiek geld uitgeven aan forensische zorg. Maar dat we aan de andere kant weinig weten over de resultaten die we daarmee boeken. Het is niet goed te achterhalen of behandeling in de forensische zorg ervoor zorgt dat patiënten minder vaak de fout in gaan. Informatie hierover bij de minister voor Rechtsbescherming ontbreekt of is gefragmenteerd. Hierdoor is onduidelijk of forensische zorg bijdraagt aan herstel van patiënten en een veiliger samenleving. Het ministerie van JenV meet soms ook de verkeerde dingen: Zo wordt niet gemeten hoe groot het risico is dat een forensische patiënt opnieuw een misdrijf pleegt. In plaats daarvan wordt geteld hoe vaak een zorgaanbieder dit risico meet.
Volgens de Wet Forensische Zorg (Wfz) moet forensische zorg tijdig, passend en kwalitatief hoogwaardig zijn. Daar is de minister voor Rechtsbescherming verantwoordelijk voor. Maar uit ons onderzoek blijkt dat hij nauwelijks weet of dit ook het geval is. Het blijkt niet mogelijk om patiënten van het begin tot eind goed te volgen. Informatie is versnipperd over verschillende systemen of ontbreekt geheel. Vaak valt niet op te maken of iemand de juiste behandeling krijgt, op de juiste plek, en of deze tijdig is begonnen. En door wettelijke beperkingen weet het Ministerie van JenV niet of veroordeelden na hun behandeling aansluiting vinden bij de reguliere geestelijke gezondheidszorg.
De gegevens die het ministerie van JenV wel heeft, lijken vooral gericht op het inkopen van de forensische zorg zelf en het plaatsen van patiënten. De kwaliteit van de data laat vaak te wensen over, informatie over patiënten is versnipperd en niet aan elkaar gekoppeld.
De Rekenkamer heeft onderzocht of er meer informatie boven water kan worden gehaald met behulp van de data die er wel is. Om vast te stellen of forensische zorg tijdig wordt verleend, onderzochten we of crisisplaatsingen daadwerkelijk binnen de gewenste 2 dagen plaatsvinden en spoedplaatsingen binnen de gewenste 5 dagen. Uit ons onderzoek bleek dit in ongeveer 2/3 van de gevallen zo te zijn. In ongeveer 1/3 van de gevallen was het niet tijdig of konden we dit op basis van de bestaande data niet vaststellen. Ook onderzochten we of de zorg in speciale instellingen voldeed aan het gewenste beveiligingsniveau en aan de gewenste verblijfsintensiteit voor de patiënt. Met dat laatste kan bijvoorbeeld het aantal behandeluren bedoeld worden. Het goede nieuws is dat zowel bij de het gewenste beveiligingsniveau als de verblijfintensiteit we maar een fractie (0.3%) van de patiënten konden vaststellen dat deze echt verkeerd was. Bij het gewenste beveiligingsniveau was daarnaast minimaal 80 procent op het juiste niveau.
Het slechte nieuws is dat voor bijna 20 procent van de patiënten dus niet vast te stellen was of het beveiligingsniveau voldoende was. Qua verblijfsintensiteit konden we bij maar liefst 80 procent van de patiënten niet vaststellen of deze voldoende was.
Het zijn voorbeelden die illustreren dat er te veel onbekend is. Maar ook dat de minister, door bestaande data te verbeteren, slimmer te gebruiken en waar nodig (geanonimiseerd) te combineren, een beter zicht kan krijgen op de bereikte resultaten van forensische zorg. Als regering en parlement daarnaast willen weten of patiënten die een forensische behandeling hebben gehad doorstromen naar de reguliere geestelijke gezondheidszorg, dan zal daar waarschijnlijk een wettelijke basis voor moeten komen. Die doorstroming is niet triviaal, want in de reguliere zorg zijn ook weer wachtlijsten. Vooral voor mensen met grote problemen, zo bleek uit ander onderzoek van de Rekenkamer. Het WODC werkt momenteel aan onderzoek om beter zicht te krijgen op de hamvraag of forensische zorg de maatschappij daadwerkelijk beter beschermt tegen recidive. Het antwoord daarop is belangrijk. Een miljard euro aan publiek geld per jaar. Wat krijgen we daarvoor terug aan resultaten? Een eenvoudige vraag.
Waarop een beter antwoord moet komen.