Resultaten verantwoordingsonderzoek 2018 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De Algemene Rekenkamer heeft onderzoek gedaan naar het Jaarverslag 2018 en de bedrijfsvoering van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Onze conclusies

Ons oordeel over het Jaarverslag 2018 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) gaat over de financiële informatie, de beleidsresultaten en de bedrijfsvoering. Het Ministerie van OCW keert het meeste geld in de begroting uit aan instellingen op afstand, zoals scholen en universiteiten.

Om te bepalen of beleidsdoelen gehaald zijn, is het nodig dat de minister voldoende informatie verzamelt over de behaalde maatschappelijke resultaten. Dat dit lastig kan zijn, zien we dit jaar terug bij de extra middelen voor het verlagen van de werkdruk in het primair onderwijs. Wij vinden het opmerkelijk dat de minister voor Basis- en Voorgezet Onderwijs en Media (BVOM) in 2019 al een deel van de tweede tranche wil uitbetalen zonder dat bekend is of de inzet van de middelen daadwerkelijk tot een lagere werkdruk heeft geleid.

Het is nodig dat de minister voldoende informatie verzamelt om een onderbouwd besluit te nemen over het laatste deel van de tweede tranche van de werkdrukmiddelen.
De investering van € 430 miljoen om de werkdruk in het primair onderwijs te verlagen, wordt in 2 tranches uitbetaald. De minister voor BVOM heeft vooraf voorwaarden gesteld aan de inzet van werkdrukmiddelen en de verantwoording die scholen hierover moeten afleggen. Er vindt geen afrekening plaats over de besteding van deze werkdrukmiddelen. De bedoeling was dat de tweede tranche pas wordt uitbetaald als de eerste tranche daadwerkelijk conform de afgesproken procedure ingezet is voor een lagere werkdruk en de resultaten hiervan merkbaar zijn.

Een deel van deze tweede tranche wordt komend schooljaar 2019/2020 al uitbetaald, voor het overige deel neemt de minister in 2021 een besluit. Om het risico te verkleinen dat het geld wordt toegekend aan scholen die het extra geld niet op de juiste wijze hebben ingezet, is het volgens ons nodig dat de minister alsnog voldoende informatie verzamelt: heeft de inzet van de middelen op individuele scholen ook echt geleid tot een lagere werkdruk in het primair onderwijs?

De financiële informatie voldoet aan de eisen, de rechtmatigheid is op orde met 1 uitzondering.
Wij hebben vastgesteld dat de financiële verantwoordingsinformatie op totaalniveau rechtmatig, betrouwbaar en ordelijk is. Op artikelniveau is ons oordeel dat de financiële verantwoordingsinformatie rechtmatig, betrouwbaar en ordelijk is en voldoet aan de regels voor het inrichten van de jaarverslagen, met uitzondering van 1 artikel. Ten eerste constateren we daar dat de minister in 2018 – voorafgaand aan de subsidiebeschikking 2019 aan Nuffic – onvoldoende waarborgen heeft getroffen om risico’s op staatssteun te ondervangen. Een tweede punt is dat de minister meer verplichtingen is aangegaan dan het budget dat beschikbaar is gesteld.

Verbeteringen in de bedrijfsvoering zijn in gang gezet, maar er zijn 4 onvolkomenheden waarvan 2 hardnekkig.
De minister van OCW heeft in 2018 gewerkt aan de punten in de bedrijfsvoering die wij in 2017 als onvolkomenheden hebben beoordeeld. Het gaat om de onvolkomenheden bij het inkoopbeheer Inkoop UitvoeringsCentrum Noord (IUC-Noord), het autorisatiebeheer bij Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en het voorschottenbeheer. Bij alle onvolkomenheden is de voortgang nog niet voldoende om ze op te heffen. Met name bij het autorisatiebeheer is de voortgang beperkt geweest. Om de onvolkomenheden structureel op te lossen, is het nodig om in 2019 verdere verbeteringen door te voeren.

Daarnaast hebben we de Informatiebeveiliging van het departement zelf als een onvolkomenheid beoordeeld: de minister van OCW heeft geen visie en geen vastgesteld beleid voor informatiebeveiliging. Op dit moment loopt de minister van OCW het risico verrast te worden door ongewenste ontwikkelingen op het gebied van informatiebeveiliging binnen haar eigen organisatie.

Bij de Subsidieregeling lerarenbeurs constateren we een aandachtspunt. Bij deze regeling worden de risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik onvoldoende beheerst.

Verder in het rapport

In de volgende hoofdstukken werken we de conclusies verder uit:

  • Hoofdstuk 2, ‘Feiten en cijfers’: hierin geven we een korte beschrijving van het Ministerie van OCW en de omvang van het begrotingshoofdstuk waarover wij ons oordeel geven.
  • Hoofdstuk 3, ‘Financiële informatie’: hierin geven wij ons oordeel over de financiële informatie in het Jaarverslag 2018 van het Ministerie van OCW.
  • Hoofdstuk 4, ‘Bedrijfsvoering’: hierin geven wij ons oordeel over de bedrijfsvoering van het Ministerie van OCW.
  • Hoofdstuk 5, ‘Beleidsresultaten’: hierin bespreken wij de conclusies uit ons onderzoek naar werkdruk in het primair onderwijs. Ook geven wij ons oordeel over de totstandkoming van de informatie die in het Jaarverslag 2018 van het Ministerie van OCW is opgenomen over het gevoerde beleid.
  • Hoofdstuk 6, ‘Reactie minister en nawoord Algemene Rekenkamer’: hierin vatten we de reactie samen die we op 25 april 2019 ontvingen van de minister van OCW. De minister geeft in haar reactie aan dat zij voornemens is de geconstateerde onvolkomenheden op te lossen. Daarnaast heeft zij vragen over onze conclusie ten aanzien van informatiebeveiliging en geeft zij een toelichting op het besluit van de minister voor BVOM om een deel van de tweede tranche van de werkdrukmiddelen al dit jaar uit te willen betalen. In ons nawoord lichten wij ons oordeel over informatiebeveiliging toe en benadrukken we dat het nodig is dat de minister voor BVOM voldoende informatie verzamelt om een onderbouwd besluit te nemen over het laatste deel van de tweede tranche van de werkdrukmiddelen.

Bijlagen